Uit een mail aan onze redactie;
‘Het artikel ‘Mark Rutten, sociopathisch gedreven psychopaat’ (HIER) riep bij mij de associatie op met mijn moeder. En het door mij -in dat verband- in 2020 uitgebrachte boek ‘De verloren strijd’. Daarin beschrijf ik, hoe mijn zus van 55 jaar, geen andere uitweg meer zag, om aan haar (en mijn) moeder te ontkomen, dan zich te laten versterven onder een brug. Door de werkelijke persoonlijkheid van mijn moeder te ontmaskeren heb ik mijzelf uit haar wurggreep weten te onttrekken en ben ik het gevecht aangegaan voor het leven van mijn zus Patricia. Het bleek een verloren strijd.
Een aantal eerste pagina’s uit het boek, zijn wellicht goed om op uw website te plaatsen, want psychopaten en sociopaten zijn er in elk deel van onze samenleving. Mark Rutte speelt zijn verhaal uit in een leidinggevende rol. Mijn moeder deed dat als een koude, gevoelsloze en wraakzuchtige moeder. Wellicht is het waardevol, het boek op uw site onder de aandacht te brengen. De bedoeling van het boek is om mensen wakker te schudden, te waarschuwen. Ik geloof dat veel mensen te maken hebben, met dit verschijnsel in hun persoonlijke en/of werkzame leven.
In de overtuiging, dat mijn verhaal de juiste mensen gaat bereiken en om begrijpelijke redenen, heb ik het boek onder pseudoniem geschreven. Het maakt duidelijk op welke ontelbare, sluwe manieren, goedgelovige, warme, hartelijke mensen een makkelijke prooi kunnen worden van deze sociopathen/psychopaten. Pas als je de gruwelijke waarheid zelf meemaakt, geloof je het heftige verschijnsel..!”
* * *
‘In liefdevolle herinnering aan mijn zus.
Zij hield van het leven.’
* * *
* * *
De verloren strijd – ISBN: 978 94 6365 214 8
1e druk 2020 © 2020, Kiki Wessels
Exemplaren zijn te bestellen via de boekhandel of rechtstreeks bij de uitgeverij HIER
Uitgeverij Elikser – Ossekop 4 – 8911 LE Leeuwarden www.elikser.nl
x
* * * *
x
UIT: ‘De verloren strijd’
2021 © Kiki Wessels(1957) / Uitgeverij Elixer
x
Vooraf:
Een van mijn drijfveren om mijn boek ‘De verloren strijd’ te schrijven,
is het zichtbaar maken van de rauwe realiteit, die eruit bestond,
dat mijn moeder geen enkel middel schuwde,
hoe gruwelijk, macaber of laag-bij-de-gronds ook,
om mijn zus twee ‘keuzes’ aan te bieden: de psychiatrie of suïcide.
De door mij gebruikte namen, plaatsnamen en instanties
zijn om privacyredenen van de betrokkenen gefingeerd.
De inhoud is gebaseerd op mijn herinneringen en interpretatie.
Het boek biedt betrokkenen en professionals inzage in
de ernstige gevolgen die zich kunnen voordoen door
zware emotionele en psychische mishandeling.
Kiki Wessels (1957)
Portugal 2020
* * *
Aan het einde van een lange oprijlaan doemde een groot, uit rode baksteen opgebouwd plat gebouw op. Het motregende zacht en tussen de trage interval van de ruitenwissers in zag ik mensen de ingang in lopen. Zouden mijn moeder en Robin er al zijn?, vroeg ik me af. Het angstzweet brak me uit. Ik aarzelde om uit te stappen. Langzaam deed ik het portier open en hield de zwarte paraplu half voor mijn gezicht om niet herkend en aangesproken te worden. Naarmate ik de glazen klapdeuren van de ingang naderde, vertraagde mijn pas, alsof ik werd tegengehouden. Ik liep met gebogen hoofd langs een groepje mensen, die in
de hal op gedempte toon met elkaar spraken.
In de familiekamer zag ik slechts onbekende gezichten, sommigen huilden of keken bedrukt. Anderen stonden als versteend te wachten. Over en weer werden kussen uitgewisseld en handen geschud. Niemand herkende mij en ik herkende niemand. Een lange tafel en een paar zitjes aan de overkant scheidden de plek waar de kist zou komen te staan. Verschrikt keek ik op toen een in het zwart geklede serveerster mij zachtjes aansprak: ‘Wilt u koffie of thee?’ ‘Koffie graag.’
Terwijl ik met een lepeltje door mijn koffie roerde, keek ik nauwlettend hoe het schuim langzaam terug in het glas viel. Bij de gedachte dat mijn moeder ieder moment door de glazen deur zichtbaar zou worden, voelde ik mijn kaakspieren aanspannen en mijn hart in mijn keel kloppen. ‘Zo, je bent toch gekomen,’ waren de eerste bijtende woorden van mijn moeder, terwijl ze mij misprijzend aankeek. ‘Je wist dat ik dat zou doen. Ik had het Patricia beloofd, ma,’ antwoordde ik kortaf.
Ze raakte mijn haren aan. Ik probeerde haar hand te ontwijken. ‘Ben je niet naar de kapper geweest? Je haren zijn zo lang.’ Ik kromp in elkaar. ‘Het liefste was je zus in een kartonnen doos begraven, maar dát konden we niet regelen. Dat je het maar weet,’ siste ze. Ik voelde alle kleur uit mijn gezicht trekken. Ik begroette mijn jongste zus Robin en haar man met een nietszeggende kus op beide wangen. We hadden elkaar veertien jaar niet meer gezien. Geen woord over Patricia. Geen zichtbaar verdriet. Met een minachtende blik in haar ogen, wendde Robin haar hoofd naar mijn moeder.
‘Kom ma, we hoeven hier niet te blijven staan. Laten we daar gaan zitten.’ Ze wees op een drietal stoelen in de hoek. Ik pakte de subtiele afwijzing meteen op en liep richting een groepje genodigden. Er stapte een kalende, kleine man van achter in de vijftig op mij af. ‘Ben jij Kiki, de oudste zus van Patricia?’ ‘Ja, en u bent?’
‘Ruud. Wij hebben elkaar vorig jaar nog aan de telefoon gehad. Ik was een van haar beste collega’s.’ ‘Heeft u Patricia kort voor haar dood nog gezien?’ vroeg
ik hem met trillende stem.
Met triomfantelijk cynisme antwoordde hij: ‘Dat hoor je straks wel. Ik spreek ook. Dat ga ik nu niet verklappen.’ Hij draaide zich om en liep op mijn moeder af, mij verbouwereerd achterlatend. Ik besloot aan een tafel te gaan zitten en volgde de regendruppels die traag over de ramen sijpelden. Plotseling stonden er mensen op. Dat zijn vast de mensen die haar kist naar binnen dragen. Ik wil daarbij zijn, Patricia’s kist aanraken, dacht ik. Ik ging naar buiten. De regen in. Een koude rilling liep over mijn rug toen de achterklep van de donkergrijze rouwauto traag openging.
Als eerste zag ik de krans van lentebloemen in de vorm van een hart, die achter op de kist lag. Mijn hart brak en tranen rolden over mijn wangen. Met voorzichtigheid werd de kist de auto uit geschoven. Ik liet de voor mij totaal onbekende mensen de kist oppakken. Voordat ze de wending naar de openstaande
glazen deur maakten, streelde ik met mijn hand zachtjes over de achterkant van de kist. ‘Daar lig je dan, zusje,’ fluisterde ik zacht. Ik dacht terug aan de tekst uit een van de vele mailtjes die we met elkaar hadden uitgewisseld.
‘Kiki, je gelooft mij niet maar over een jaar ben ik er echt niet meer. Ik heb met de begrafenisonderneemster gisteren mijn wensen besproken. Zij weet precies wat ik wil. Hier heb je de link naar haar website: www.limurauitvaartzorg. Je weet maar nooit.
Xx Patricia’
In de familiekamer werd haar foto op de kist gezet. Nergens een naam, geen lint. De zachte pluchen beer, mijn afscheidskaart en de kleine hartvormige, rode folieballon legde ik vooraan op de kist. Op de rouwkaart die was verstuurd stond een hond. Het was weliswaar de overleden hond van Patricia waar ze zielsveel van had gehouden, maar wie zet dat op een rouwkaart? ‘Dat was haar wens,’ zei mijn moeder kil en op zakelijke toon toen ik er later op de dag naar vroeg. Mijn naam stond samen met die van mijn partner Jos onder de naam van Robin en haar man.
Robin had inmiddels ruim een jaar de ‘zorg’ voor mijn moeder. Ze stond nu letterlijk ‘boven’ mij. De ritueelbegeleidster gaf met een handgebaar aan dat het tijd was om naar de aula te gaan. De kist van Patricia werd op een verrijdbare baar gezet. Mijn moeder, mijn zus en haar man werden verzocht om als eersten te volgen. Ik liet een aantal genodigden voorgaan. Ik dacht terug aan het mailtje dat Patricia mij een jaar daarvoor schreef.
‘Denk jij dat er nog mensen naar mijn begrafenis komen als ik er straks niet meer ben, Kiki? Ben ik dat nog waard? Ze zeggen dat ik ziek ben in mijn hoofd, maar jij weet dat dat niet waar is hè?
Xx Patricia’
‘Zie je wel, zusje, er zijn zoveel mensen voor je gekomen,’ fluisterde ik zachtjes toen ik langs de volle banken naar voren liep. Bij het zien van een levensgrote foto van Patricia op het brede projectiescherm achter haar kist, omringd door natuur, lachend in de camera, met een fototoestel in haar handen, werd ik overmand door intens verdriet en ik voelde hoe mijn tranen over mijn wangen liepen. Ik liep naar de voorste rij grote zitbanken en drukte mijzelf in het uiterste hoekje. De man van Robin nam in dezelfde rij plaats.
Daarnaast zaten Robin, mijn moeder en Berend, de ‘beste’ vriend van Patricia. Tijdens de afscheidsceremonie hoorde ik naast mij, vooral overdreven gesnik en het overmatig gebruik van papieren zakdoekjes. De school waar Patricia ruim 25 jaar had gewerkt, had de plechtigheid gevuld met muziek en persoonlijke verhalen. Als laatste sprak Berend. Mijn moeder en Berend hielden voortdurend oogcontact met elkaar. In zijn nietszeggende, duidelijk onvoorbereide praatje benadrukte hij herhaaldelijk haar voornaam: ‘Franka’s beste maatje is er niet meer.’
Aan het einde van de bijeenkomst werd door de rouwbegeleidster aangegeven, dat de familie als eerste de ruimte kon verlaten om naar de koffiekamer te gaan. Ik bleef zitten. Robin keerde zich naar me toe en zei op een commanderende toon, alsof ik een kind was: ‘Ook voor jou de bedoeling, Kiki!’ De spieren in mijn rug spanden zich samen; onvermurwbaar bleef ik zitten. Ik was vastbesloten om als laatste alle kaarsen die rondom de kist van Patricia stonden uit te blazen en de honderden mensen die afscheid kwamen nemen voorbij te zien lopen.
Zoveel mensen die mijn zus hadden gekend en niemand had gemerkt hoe ze geleden heeft. Hoe was het mogelijk geweest? Tijdens de koffie met broodjes stonden mijn moeder, Robin en Berend geanimeerd met anderen te praten. Wat een afschuwelijk theater werd er gespeeld. Geen enkel familielid had die ochtend iets over of voor Patricia gezegd en aan mij was niets gevraagd. Ik werd door mijn moeder bruut uit mijn overpeinzing gerukt. Met luide, schelle stem riep ze: ‘Kiki, ik wil je voorstellen aan mijn vriendin Mieke.’
Achter haar stond een kleine, gezette vrouw met een rond gezicht en een liefdevolle glimlach. Ik bleef op grote afstand staan. Om mijn moeders hals hing een lange ketting met grote zilverkleurige schakels. Vol trots opende ze het hartvormig amulet en liet mij het fotootje van Patricia en haar zien. ‘Kijk, mooi hè? Heb ik van Mieke gekregen als aandenken aan Patricia. En met Berend heb ik er een zoon voor teruggekregen,’ zei ze op een triomfantelijke toon, terwijl ze op zijn schouder klopte. Ik voelde me misselijk worden.
Na haar woorden draaide mijn moeder zich meteen om. Berend liep weg. Verbitterd dacht ik terug aan zijn houding. Op mijn wanhopige mailberichten en telefoontjes had hij nooit gereageerd. Ik speurde de ruimte af. Hij zat verscholen in een hoek, huilend met lange uithalen en zijn hoofd op de schouder van een blonde, jonge vrouw. Negeren? Zwijgen? Ik was het dit keer niet van plan. Ik liep zijn richting uit en op een paar meter afstand van hem verwijderd, sprak ik hem met een krachtige stem aan. ‘Berend, heb je een moment?’
Hij had mij al gezien, maar negeerde me. Het verplichtte mij om, met een onpasselijk gevoel in mijn maag, het toneelspel gade te slaan en te wachten totdat hij uiteindelijk in beweging kwam en mij schoorvoetend naar buiten volgde. Ik haalde een paar keer diep adem en was nauwelijks in staat om mijn opgekropte boosheid in te houden. ‘Weet je wel hoe angstig ik was? Ik had slapeloze nachten en vroeg me elke dag af of ze nog leefde. Niemand vertelde mij hoe het met Patricia ging. Niemand! Jij ook niet.’ Mijn stem klonk woedend. Berend keek mij schaapachtig aan en zweeg.
Hij haalde zijn schouders op en zei: ‘Sorry.’ Dat was alles. Een ‘sorry’. Ik draaide mij bruusk om en liep de koffiekamer weer in. Ik wenkte Robin en maakte aanstalten om naar het buitenterras te gaan. ‘Waar is straks die lunch, Robin?’ ‘Je kunt achter ons aanrijden. Het is niet ver hiervandaan. In het centrum. Overigens alleen voor intimi, hè.’ Ik hapte naar adem. Alsof ik anderen zou uitnodigen! Net zoals mijn moeder dat kon doen, kneep ze haar ogen tot kleine spleetjes en kwamen de zinnen hard en gevoelloos uit haar mond.
‘Kijk Kiki, ze is er niet meer. Jammer. Je moet niet vergeten wat voor ellende ze ma de afgelopen jaren heeft gebracht. En dan is het ook handig dat je beseft dat Patricia ma onder valse voorwendselen naar Utrecht heeft gehaald. Van haar beloftes om ma daar een fijn leven te geven, is niets terechtgekomen.’ Ik voelde, net zoals bij Berend, een enorme boosheid opkomen. Om te voorkomen dat ik haar in de aanwezigheid van anderen enorm zou aanpakken, meed ik
haar blik en staarde in mijn koffie.
Ze ging op een felle en volhardende toon verder: ‘Heb je die journalist nog gesproken?’ ‘Nog niet,’ zei ik kortaf. Wat moest en zou rondom de dood van Patricia geheim blijven? Het werd mij pas veel later duidelijk. Gelukkig werd ik op dat moment aangesproken door een ex-vriendin van Patricia die mij herkende. Zij had Patricia al jaren niet meer gezien. Vreselijk vond ze het. Tja, wat moest ik zeggen. Ik knikte een keer om haar gevoel te bevestigen en zag dat mijn moeder en Robin door de begrafenisonderneemster richting de uitgang van het crematorium werden meegenomen.
De losse bloemen en talloze boeketten lagen op lange aluminium roltafels. Op een ongeïnteresseerde toon riep mijn moeder naar de laatste aanwezigen: ‘Zeg,
ga jullie gang, hè. Zonde als deze bloemen geen bestemming krijgen.’ Ze was de eerste die naar een weelderig boeket graaide. Robin had haar oog laten vallen op een grote bos kleurige lentebloemen. Ik verstijfde. Ik ga toch geen boeket meenemen? Mensen hadden die ter nagedachtenis aan Patricia gegeven. Dat verklaarde waarom mijn moeder nog in de aula, met de handen op de rug, alsof ze in een museum liep, een rondje langs de bloemenzee rondom de kist van Patricia had gemaakt.
Ik dacht dat ze interesse had om te zien welke namen erbij geschreven waren. Niets was minder waar. Ze keek op dat moment al welke bos bloemen haar beviel. Terwijl Sophie, de ex-vriendin van Patricia, nog een grote bos bij elkaar raapte, zag ik het oude tennisracket van Patricia dat door haar tennisclub was versierd. Vermoeid van alle indrukken vroeg ik: ‘Ma, kan ik haar oude tennisracket meenemen?’ Misprijzend keek ze mij van een afstandje aan. ‘Wat moet ik met dat oude spul van haar. Neem mee, want anders verdwijnt het wat mij betreft mee de verbrandingsoven in.’ Ik klemde het racket als een schat in mijn armen. Later bleek dat dit het enige aandenken aan mijn zus was dat met mij mee terugging naar Portugal.
Wat bedoelde Robin met ‘intimi’? Tijdens de lunch zaten de man van Robin, zijn moeder, zijn zus, zijn zwager en twee goede vriendinnen van Robin samen met mijn moeder en Berend aan tafel. Zes mensen die Patricia absoluut niet gekend hadden. Aan tafel werd geen woord over Patricia of over haar afscheid gewisseld. Met een groot glas rode wijn in haar hand slaakte Robin boven haar voorgerecht een zucht en zei gapend: ‘Hèhè, wat kun je van huilen toch moe worden, zeg. Chantal, had ik je al gezegd dat ik binnenkort voor mijn werk vier maanden naar Parijs ga?’
Chantal keek haar jaloers aan. ‘Kun je mij straks een bezoek brengen in mijn luxueuze loft aan de Seine,’ zei Robin met een harde, schelle lach. Ik kreeg geen hap meer door mijn keel. Naast mij zat Berend. Hij boog zich voorover en fluisterde met een geheimzinnige stem in mijn oor: ‘Jij hebt Patricia toch niet in het mortuarium gezien, Kiki? Ik heb foto’s gemaakt. Wil je vast zien. Ze ligt er rustig bij, hoor.’ Hij pakte zijn telefoon. Ik deinsde onwillekeurig terug in mijn stoel.
‘Nu niet,’ antwoordde ik met afgrijzen in mijn stem. Patricia dood zien liggen op een baar; wat zou dat met mij doen? Een andere gelegenheid zou nooit meer komen, ging het tegelijkertijd door me heen. Ik vocht tegen de opgekropte tranen toen ik hem met een schorre stem zei: ‘Oké, ga je gang.’ Berend scrolde op zijn telefoon door de foto’s op een manier alsof hij mij vakantiekiekjes liet zien. Grote, diepe kringen rondom haar ogen door de doodsstrijd die Patricia moet hebben gevoerd. Ik wendde mijn ogen af en staarde naar mijn bord waarop de broodjes nog onaangeraakt lagen.
Het gruwelijke beeld stond op mijn netvlies gebrand. Ik dacht aan de rouwkaart. Patricia heeft eindelijk haar rust gevonden, stond erop. In één ding had de ‘familie’ gelijk gehad: er kon niet meer gedreigd worden met een opname in de psychiatrie. Ze was eindelijk bevrijd uit haar mentale gevangenis. Mijn moeder stond op; met een dwingende stem en haar ogen op Robin gericht, zei ze: ‘Ik ben doodop en wil naar huis.’ De andere gasten keken verschrikt op. Iedereen stond op. De glazen nog half vol op tafel achterlatend.
Ik probeerde mijn mondhoeken tot een glimlach te plooien, ontweek iedere blik en nam afscheid. ‘Nog een lange reis voor de boeg. Dag allemaal.’ Mijn moeder stond in het halletje van het restaurant haar jas aan te trekken. Ze keek mij minzaam aan. ‘Dag ma, we spreken elkaar wel weer.’ Buiten voelde ik de zachte motregen op mijn gezicht en ik wreef over mijn pijnlijke jukbeenderen. Het tastbare resultaat van haar poging mij te kussen. Voordat ik de auto instapte, keek ik nog een keer achterom. Zou ze misschien toch nog in de deuropening staan? Het was de laatste keer dat ik haar zag.
* * *
Overleden vrouw aangetroffen
Maandagochtend werd in Utrecht om 9.30 het levenloze lichaam
van een onbekende vrouw, onder het talud van het viaduct bij de Terwerdtstraat aangetroffen.
Doodsoorzaak op dit moment nog onbekend.
Een paar uur later verscheen een ander artikel in de lokale pers, waaruit ik kon opmaken dat de lijkschouwer had geconstateerd dat het een natuurlijke dood moest zijn geweest. Een natuurlijke dood?, ging het door mij heen. Was haar medisch dossier gelezen? Ruim anderhalf jaar later kwamen pas de antwoorden. Een halfjaar na de crematie besloot ik naar Nederland terug te gaan. Ondanks alle foto’s en persberichten kon ik de exacte vindplaats van Patricia niet achterhalen.
Het moest in de nabijheid van een bedrijventerrein zijn, een halfuur lopen vanaf het appartement van mijn moeder. Na een slapeloze nacht en met een knoop in mijn maag, dook ik met koude handen van de stress en de opwinding achter het stuur. Op de radio stierven de laatste woorden van ‘Lights will guide you home’ door Coldplay weg. Een van de favoriete nummers van Patricia.
‘Tears streaming down your face.
I promise you I will learn from all my mistakes.
Lights will guide you home and I will try to fix you.’
Het Hollandse landschap trok traag aan mij voorbij. Utrecht kwam in zicht. Eindelijk, verzuchtte ik. Mijn hart begon harder te bonzen bij de gedachte dat ik in
de buurt was. De herkenningspunten die ik via Google Street View vond, waren een grote autogarage en talloze fietspaden die elkaar kruisten. Ik besloot daar mijn auto te parkeren en te voet het fietspad te volgen. Het was begin september. Links en rechts van het fietspad bloeiden nog volop wilde bloemen. Glimlachend dacht ik terug aan de jaren dat Patricia en ik beiden in het onderwijs werkten.
~~~~~~
Hé zus,
Nog iets leuks gedaan deze week met je leerlingen? Ben met een groepje havo 3 naar een tentoonstelling geweest van Chagall in Rotterdam. Nou ja, die naam zegt jou niets en hen ook niets, hi, hi. Maar die busrit, dat was ff vet lol. Pff bijna paasvakantie, weer een weekje bijtanken. Gaan
jullie nog weg?
Doeg, Kiki
~~~~~~
Die brugpiepers zitten bijna de hele week in zo’n suf leslokaal, Kiki. Zo vreselijk saai. Ben veldwerk gaan doen. Bloemen determineren op kleur. Hmm, jij snapt het wel hè. Not dus. Zonnetje, een voetbal mee en lekker gevoetbald en gekletst. Tuurlijk hadden ze allemaal een handvol blauwe
bloemen bij terugkomst op school. 😉 Neuh joh, Sophie moet werken en ma had ik beloofd om die week samen dagtrips te maken.
Doei, Patricia
~~~~~~
Ik liep het veld in en plukte een bosje veldbloemen.