Advertentie

Moongate: bizarre maangeologie en -atmosfeer..!


De eerdere hoofdstukkken van ‘Moongate’ vind je hier:

INLEIDING en hoofdstuk 1 + 2Hoofdstuk 3 en 4Hoofdstuk 5 en 6

X

* * *

– HOOFDSTUK 7 –

 

Ongelooflijke ontdekkingen over de maanatmosfeer

 © vertaling Jan Smith – WantToKnow.nl/.be
x

Tijdens de Apollo-missies waren er veel aanwijzingen dat de Maan een Aarde-achtige atmosfeer zou hebben. Televisiecommentatoren en verslaggevers leken die aanwijzingen te negeren en gingen gewoon mee met het aloude adagium dat de Maan luchtledig is. In dit hoofdstuk zal bewijs worden gepresenteerd dat de vacuümtheorie van de Maan weerlegt en ook de in het voorgaande hoofdstuk genoemde conventionele overtuigingen zullen in het licht van dat bewijs worden onderzocht.

Er is wel stof op de Maan..
In een vacuüm kan geen stof bestaan; maar de lezer zal zich waarschijnlijk de beelden herinneren van astronauten die over het Maanoppervlak liepen. Net voordat Neil Armstrong voor het eerst op de Maan stapte, beschreef hij het oppervlak als fijnkorrelig, bijna poederachtig.1 Toen hij eenmaal op de grond stond bevestigde Armstrong zijn allereerste waarneming door te verklaren dat het een fijn poeder was. Hij beschreef hoe hij het voorzichtig met de teen van zijn laars kon loswoelen en hoe het als een fijn laagje poederachtig koolstof aan de zool en zijkanten van zijn schoeisel. Hij vertelde dat hij er slechts een paar centimeter in wegzakte en dat hij zijn voetsporen kon zien in de fijne zandstructuur.2 Er was geen sprake van een harde laag van samenklonterende stofdeeltjes!

Traditionele wetenschappers erkennen dat dit stof bestaat, maar zijn blijven ontkennen dat de Maan ook maar enige vorm van atmosfeer zou hebben. Er moet echter sprake zijn van een atmosfeer want stof kan niet in een vacuüm bestaan – de dichtheid van de atmosfeer moet echter nog vastgesteld worden.

Stoffige omgevingen

Apollo-11 landde in Mare Tranquillitatis, een grote laaglandvlakte op de Maan. Als er een atmosfeer bestaat, zou de dichtheid ervan groter zijn op andere, hoger gelegen vlaktes waar dan ook. Apollo-12 landde ook in een laaggelegen gebied, Oceanus Procellarum – Oceaan der Stormen -, en het wachten was op verdere aanwijzingen over de atmosfeer. Inderdaad verklaarde Conrad al vrij snel na de landing, dat hij dacht dat ze in een veel stoffiger omgeving waren terechtgekomen dan Armstrong.3 Apollo-17 kreeg ook te maken met een stoffige omgeving.

Op de beelden die tot ons kwamen was duidelijk te zien hoe stof opwaaide van de draaiende wielen. Het stof kleefde aan de banden en kwam voor de wielen terecht. Het stof dat achter het voertuig opstoof kwam in een grote boog op de astronauten neer.

[Op dit filmpje is goed te zien hoe stof achter de wielen opstuift : http://www.maniacworld.com/Lunar-Rover.htm]
Het apparaat van het ‘Solar Wind Composition Experiment’

Wind op de Maan?
Hiernaast staat een foto van het geïnstalleerde ‘Solar Wind Composition Experiment’ tijdens de missie van de Apollo-11. Dit was een zeer dunne strip van aluminiumfolie, ongeveer 1,20 meter lang en 30 centimeter breed, dat recht naar beneden zou moeten hangen vanaf een stang. Het instrument was bedoeld om er zonnewinddeeltjes mee te ‘vangen’ die later terug op Aarde zouden worden onderzocht. Hetzelfde experiment werd ook uitgevoerd tijdens de missie van de Apollo-12. Hieronder een samenvatting van een verslag door astronaut Lewis.4

Eerder die dag, voorafgaand aan hun tweede uitstapje op de Maan, zag astronaut Bean iets door het venster van de Maanlander dat het met stomheid sloeg. De ‘val’ voor de zonnewinddeeltjes was door de astronauten tijdens hun allereerste uitstapje goed recht naar beneden gehangen. Bean rapporteerde aan (de Capsule Communicator) dat foliestrip eruit zag als een zeil in de wind om de mast, met een bolle voorkant en een holgebogen achterkant. Capcom antwoordde dat hij dacht dat ze te maken hadden met een echte zonnewind. Bean vroeg of Capcom een grapje maakte. Maar Capcom bracht direct een andere mogelijkheid ter sprake: de voorkant was thermisch meer gaan uitzetten dan de achterkant; de voorzijde was warm geworden als gevolg van de zonnestraling.
Capcom verklaarde dat zijn idee veel bijval kreeg van Mission Control. Bean bleef echter volhouden dat het er op leek alsof de folie aan de paal was kromgetrokken door de wind. Toen de astronauten de Maanlander verlieten voor hun tweede wandeling, zei Capcom tegen Bean om aan Conrad te vragen er een foto van te maken waaruit duidelijk kon worden opgemaakt dat het folie krom stond. Toen Conrad zich echter klaarmaakte om de foto te nemen, zagen ze allebei iets vreemds: het folie hing weer strak naar beneden.5

Conrad opperde aan Bean dat het mogelijk een optische illusie was geweest door het dikke glazen venster van de Maanlander. Daarna deed Bean verslag van zijn bevindingen aan Houston.

Nader onderzoek van dit gebeuren is hier op zijn plaats. Men verwachtte dat de zonnewind op het oppervlak van de Maan kon worden gemeten als er geen atmosfeer zou zijn. Deze vacuümvoorwaarde was de voornaamste reden geweest waarom de wetenschappers dit instrument in de eerste plaats hadden ontwikkeld.

Er werd verondersteld dat de belangrijkste bestanddelen van de zonnewind zouden bestaan uit waterstof en helium die een snelheid hadden van tegen de 1.000 km/uur. Maar de zonnewind is zo miniem dat de dichtheid ervan tijdens periodes van relatief rustige zonneactiviteit fluctueert tussen 1 en 30 waterstofatomen per kubieke centimeter. De aanname van een zonnewinddichtheid van 4 atomen per cm3 levert een neerslagdruk van 10-8 dyne per cm2. Als wordt uitgegaan van een zonneactiviteit die 10x zo hoog is, dan komt de druk uit op 2,34422-12 hPa. Deze druk kan zelfs niet met speciaal daarvoor ontworpen zeer gevoelige instrumenten gemeten kunnen worden, laat staan een bolling van aluminiumfolie veroorzaken.

Op Aarde bedraagt de normale atmosferische druk op zeeniveau 1013 Millibar of hPa. Een nauwelijks waarneembaar windzuchtje op Aarde oefent al een druk uit van 0.00124106 hPa en zal nauwelijks beweging veroorzaken in een zonnescherm. Maar vergeet niet dat dit zuchtje 53 miljard keer zo sterk is als de zonnewind!

Even een lekje dichten
Het moge duidelijk zijn dat die eigenaardige vervorming van het folie aan de paal nooit door de zonnewind kon zijn veroorzaakt. Nadat Capcom het idee van de zonnewind had geopperd, kwam Bean terug met de opmerking dat hij toch zeker een geintje maakte. Bean wist zonder meer dat de zonnewind niet verantwoordelijk kon zijn. Capcom wist dat uiteraard ook, maar ze wilden op deze manier een lekje dichten. Capcom antwoordde toen met die verklaring, die even later als een zeepbel uiteen spatte omdat het folie op mysterieuze wijze inmiddels weer recht was gaan hangen.

Capcom suggereerde dat de voorkant meer uitzette dan de achterkant. Dat gebeurt natuurlijk altijd met voorwerpen die in het zonlicht staan, maar ook hier is bewijs die deze verklaring omverwerpt. Ten eerste had het instrument al vele uren in direct zonlicht gestaan zonder waarneembare gevolgen. De astronauten waren buiten aan het werk met het instrument en hadden dat kromgetrokken folie tijdens hun eerste wandeling al moeten opmerken. Zeker in een vacuümomgeving zou de Zon de folie zeer snel opwarmen, waardoor het al direct zijn gaan kromtrekken. Als dat eenmaal is gebeurd, zou het in die vorm moeten blijven zitten tot het van de paal zou worden afgenomen. De Zon verplaatste zich ten tijde van de trip niet zo snel door de Maanhemel, waardoor de omstandigheden die het folie zouden doen kromtrekken nauwelijks veranderden.

Toen Capcom met de thermische verklaring op de proppen kwam, werd erbij gezegd dat   meerdere mensen van Mission Control goedkeuring hadden gegeven om dat idee te opperen. Kennelijk moet men gedacht hebben dat dit een acceptabele verklaring zou zijn voor het publiek en de wetenschappers. Bean antwoordde dat het er nog steeds uitzag alsof de wind ertegen had geblazen.

Zijn verklaring is helder. Hij leek ervan overtuigd te zijn dat een echte atmosferische windvlaag het folie had doen opbollen en niet de zonnewind. Zijn volharding in zijn eigen verklaring, nadat Capcom het idee van de warmte-uitzetting had gegeven is een onbewust cadeautje. Bean leek de verklaring van Capcom te negeren en zal vermoedelijk gefascineerd zijn geweest door het optreden van het indirecte bewijs voor het bestaan van een atmosfeer.

De genadeklap voor de thermische uitzetting werd geleverd door Conrad die een foto van het gebogen folie wilde maken. Op miraculeuze wijze was het binnen zeer korte tijd weer helemaal strak gaan hangen. Zoals al eerder uitgelegd, zou dit nooit hebben kunnen gebeuren in een vacuüm. De verwijzing naar een optisch bedrog door het vensterglas was mogelijk een poging de discussie te besluiten over iets dat eigenlijk in de eerste plaatst nooit ter sprake had mogen worden gebracht. Toen het kwaad was geschied, moesten Capcom en de astronauten iets bedenken om het lek zo goed mogelijk te zichten. Bean was een getrainde astronaut en zou zich nooit laten bedotten door een of ander optisch bedrog.

De Maan heeft wel een atmosfeer
Als de Maanatmosfeer een merkbare beweging van het zonnewindfolie heeft kunnen veroorzaken, moet er wel sprake zijn van een behoorlijke atmosferische dichtheid.

Tijdens enkele Apollo-missies had het Maanstof dat door de voetstappen van de astronauten werd opgeworpen de neiging weg te zweven. Dit is een aanwijzing voor een dichte atmosfeer. Bovendien bolde de Amerikaans vlag een aantal keren op tijdens enkele van de eerste missie op de Maan. De eerste Apollo-missies hadden vlaggen bij zich met horizontale stangen om de vlag goed naar beneden te laten uithangen. Maar ja, korte windvlaagjes zorgden ervoor dat de vlaggetjes af en toe wapperden. Nauwkeurig onderzoek van het bovengenoemde filmpje toont aan dat de vlag beweegt en wappert terwijl de astronauten hem niet aanraken of er zelfs maar bij in de buurt staan. Als een van de astronauten aan het eind van de vlagceremonie wegloopt, begint het folie heen en weer te wapperen. In een duidelijk poging om verdere beelden hiervan te laten zien, blokkeren beide astronauten het camerabeeld. De astronaut die het dichtst bij de vlag staat begint naar de camera te rennen terwijl de ander zijn arm voor de lens houdt. Het was echter al te laat om dit bewijs te verdoezelen.

(William Brian daagt alle sceptici uit deze film te bekijken en een verklaring te geven voor het wapperen van het dundoek als gevolg van iets anders dan een dicht Maanatmosfeer. Het is verbazingwekkend dat dit filmpje met dit zeer overtuigende bewijs openbaar is. Zelfs een doorgewinterde scepticus zou na het zien van de beelden overtuigd moeten raken.)

De film van Apollo-14 werd in 1980 besteld bij ‘Movie Newsreels’, een bedrijf uit Hollywood. (Het betreffende filmfragment is inmiddels niet meer op het internet te vinden.)

Blauw diffuus licht

Tijdens de Apollo-16 missie werd getracht het publiek van gedachten te laten veranderen over het incident met de wapperende vlag, want bij deze missie had men een zeer strak gesteven vlag bij zich die er vanaf het moment van het ontvouwen verfomfaaid bleef uitzien. In een televisie-uitzending werd hierover een opmerking gemaakt als zou de vlag er zo hebben uitgezien om de indruk te wekken dat hij toch kon wapperen in een luchtledige omgeving. De ware reden was ongetwijfeld om de vlag minder gevoelig te laten zijn voor onverwachte briesjes dan alle voorgaande, ongesteven, vlaggen.

Blauw diffuus licht
Fotografische opnamen van lichtdiffusie vormen het beste bewijs voor een dichte Maanatmosfeer. Kijk eens naar foto hiernaast van de Apollo-14 missie met daarop het Maanoppervlak, de Maanmodule en de bandensporen van de MET (Modularized Equipment Transporter – ofwel de ‘modulaire gereedschapswagen’). Daarop is te zien hoe het zonlicht op het Maanoppervlak en de horizon valt. Het zonlicht is zo diffuus dat het grootste deel van hemel ermee wordt gevuld. In hoofdstuk 6 werd uitgelegd dat de Zon in een vacuüm extreem helder zou schijnen, maar dat de omgeving daarbij volledig donker blijft.

Dit is een foto van Apollo-15 astronaut Scott die op de helling van Hadley Delta staat met op de achtergrond de Apennine bergketen. En de foto ernaast toont Apollo-16 astronaut Duke die monsters neemt op de rand van een diepe krater met de Rover op de achtergrond. In beide gevallen is de zichtbare hemel zeer helder, hetgeen wijst op de gelijkmatige diffusie van het licht door de Maanatmosfeer. Het moge duidelijk zijn dat beide opnamen geen enkel bewijs leveren voor de aanwezigheid van vacuüm omgeving – integendeel: dit is het bewijs voor een dichte atmosfeer.

De foto’s met de bijzondere lichtval.

XXXXEen andere foto die duidt op de cover-up door NASA verscheen op 12 december 1969 op de voorkant van ‘Life Magazine’. Apollo-12 astronaut Bean zet instrumenten neer op de Maan. Hij is omgeven door iets dat lijkt op een halo.6

Omdat andere foto’s van astronauten op de Maan niet dat halo-effect te zien geven, schijnt de enige hier van toepassing zijnde verklaring te zijn dat NASA pogingen heeft ondernomen om visueel bewijsmateriaal te onderdrukken waaruit het bestaan van een atmosfeer blijkt. In nagenoeg alle gevallen werd fotomateriaal geretoucheerd om de ‘lucht’ zwart te laten lijken. De halo rondom de gestalte van Bean is het resultaat van een heel slecht stukje retoucheerwerk in een poging de achtergrond zwart te maken.

Omdat dit effect van maanlicht zo duidelijk tot uitdrukking kwam op deze foto, moet het ook op andere foto’s te zien zijn geweest, maar daarvan ontbreekt elk spoor. Andere auteurs houden het op de persoonlijke aura van de astronaut of radiogolven die zich openbaarden in het Maanvacuüm. Dat zou wel kunnen, maar dan had dat ook bij andere gelegenheden naar voren moeten komen. Door het ontberen van duidelijk bewijs daarover, kunnen deze verklaringen niet serieus genomen worden.

De bewuste cover van LIFE met de vreemde lichtval
.

Het is veelbetekenend dat NASA nooit de moeite heeft genomen een afdoende verklaring te geven voor de halo van Bean; ze schreven het eenvoudigweg toe aan schijnreflecties van zijn Maanpak. Maar dat slaat helemaal nergens op omdat de ‘schijnreflecties’ toch door iets anders uit de ruimte afkomstig moet zijn dat hem tegelijkertijd van alle kanten bescheen. In een vacuüm vangt een camera alleen lichtfotonen op die zich in een rechte lijn voortbewegen vanuit elk punt van het beeld; daarom had Bean omgeven moeten worden door een gitzwarte hemel in de ruimte boven de horizon. De hoeveelheid gereflecteerd licht die hem omgeeft is zo groot dat alleen een dichte atmosfeer daar de reden voor kan zijn.

Een voorbeeld van hoe de blauwe ‘lucht’ uit de foto’s werd weggefilterd, wordt geleverd door de film waarop Apollo-astronaut Mitchell te zien is op het moment dat hij van de ladder van de Maanlander afdaalt.  Op het moment dat hij naar beneden begint te komen, is de hoeveelheid diffuus licht uit de ‘lucht’ zo intens dat het hele uitspansel wit is met op de grond blauwe schaduwen.
Bovendien was het door die grote hoeveelheid licht ook nog eens heel moeilijk om specifieke details te ontwaren van Mitchell en de Maanlander zelf. Zie zelf hoe dit effect optreedt, in het YouTube-filmpje hieronder.

Het is ongelofelijk te zien dat het wit en blauw uit het begin van de afdaling langzaam verandert in lichtblauw en nog iets later in donkerblauw om dan tenslotte over te gaan in extreem donkerblauw of zelfs zwart op het moment dat hij op de grond stapt. Tegen die tijd werden alle details zichtbaar omlijnd. De volgende scene in de film laat de al eerder genoemde vlagceremonie zien met een zeer zwarte achtergrond.

Het fragment toont aan dat de camera een mogelijkheid had om kleuren uit te filteren of dat de film bij terugkeer op Aarde werd bewerkt. In ieder geval levert het voorval bewijs op van een dichte, blauw gekleurde Maanatmosfeer en de waarschijnlijkheid dat er een mogelijkheid was om de blauwe ‘lucht’ uit te filteren.

Mist, wolken en donkere vlekken
Naar verluidt werden bij verschillende gelegenheden en met enige regelmaat mistflarden, wolkenformaties en veranderingen van het Maanoppervlak waargenomen. Veel van die waarnemingen worden genoemd in een artikel van de hand van Paul M. Sears, getiteld ‘How Dead Is the Moon?’ dat in februari 1950 verscheen in het tijdschrift Natural History. Hier volgt een korte samenvatting van waarnemingen die in het artikel worden.7

.

“…Naast schemerlichten, die de Maanatmosfeer aantonen, bestaat er ook overtuigender bewijs in de vorm van observaties van felverlichte vlekken die mogelijk afkomstig zouden kunnen zijn van meteoren aan de Maanhemel. Elke maand verschijnen er wel vreemde donkere gebieden – die bekend staan als variabele plekken- die zich uitbreiden naarmate de Zon hoger komt, ze worden donkerder in vergelijking met de rest van het oppervlak. Enkele van die plekken zwakken weer af tegen Zonsondergang, terwijl andere juist nog donkerder kleuren totdat de nacht valt. Deze vlekken kunnen qua afmeting en vorm sterk verschillen en sommige verdwijnen om vervolgens niet meer opnieuw te verschijnen.

Van tijd tot tijd drijven spaarzame wolkenformaties over het Maanoppervlak en ontnemen waarnemers het zicht op het oppervlak. Sommige van deze wolken vertonen duidelijk aan een zijde hun eigen schaduwrand en er zijn bepaalde regionen waar vaker wolken voorkomen dan op andere plaatsen. Zes astronomen hebben bij voorbeeld in de 19e eeuw beweerd dat zij een mist hebben waargenomen die hen het zicht ontnam op de bodem van krater Plato. De astronomen die bovengenoemde ontdekkingen hebben gedaan werden niet serieus genomen omdat het optreden van dit soort verschijnselen niet mogelijk werd geacht onder de 1/6 Maanzwaartekracht.

De cover van het boek.

In Strange World of the Moon, geschreven in 1960, noemt V.A. Firsoff dat ervaren waarnemers melding hebben gemaakt van veranderingen in de lichtintensiteit tussen donkere en lichte plaatsen tijdens Maansverduisteringen en andere tijdstippen gedurende Maandagen. Hij verwees naar het minder zichtbaar worden van contouren op sommige plaatsen, terwijl de rest van het Maanoppervlak daar geen last van scheen te hebben. Er zijn waarnemingen van schaduwpartijen en gevlekte patronen die lijken op mist en wolken, alsmede opgloeiende lichten die plaatselijk opdoemen en plotseling weer verdwijnen. Firsoff verklaarde dat al deze verschijnselen niet alleen konden worden toegeschreven aan de gevolgen van ontladingen of aan de positie van de Maan ten opzichte van de Aarde.8

Volgens Firsoff is er zo’n helder verlicht gebied in de Maan-Alpen waar sommige pieken van tijd tot tijd minder zichtbaar zijn, hoewel het omringende landschap scherp afgetekend blijft. Bovendien bestaan er al jaren achtereen gebieden die minder zichtbaar schijnen te zijn dan de rest van het Maanoppervlak, met name in het gebied van Mare Crisium nabij krater Picard.9

Firsoff vestigde ook de aandacht op zonlicht dat op de schaduwlijn roder lijkt dan wanneer de Zon op het hoogste punt van de Maandag staat. Hij zei dat het moeilijk is hiervoor een andere verklaring te geven dan de lichtbreking door een gasachtige laag in combinatie met fijne kristallen. Andere kleuren zoals groen, bruin, blauw en violet zijn ook waargenomen in de Maria en in kraters. De periodieke verandering in dichtheid, positie en uitgestrektheid wijst erop dat de kleureffecten worden veroorzaakt door natuurkundige of chemische veranderingen die variëren al naar gelang de warmte van het Zonlicht. Firsoff overwoog zelfs dat biologische activiteit mogelijk ten grondslag konden liggen aan die waarnemingen.10 Bovenstaande overwegingen verschaffen geloofwaardigheid aan het door NASA (onbedoeld) geleverde bewijs van een substantiële atmosfeer.

Occultatie van sterren
De geleidelijke kleurverandering van achter de Maan verdwijnende sterren (occultatie) is daarbij ook bewijs voor het bestaan van een atmosfeer. Charles Fort schreef in 1923 een boek getiteld ‘New Lands’ waarin hij de vele waarnemingen bespreekt van achter de Maan verdwijnende sterren.11

.

Kennelijk was de schijnbare beweging van achter de Maan verdwijnende sterren een vaak waargenomen verschijnsel in de tijd dat Fort er zeker van was dat de Maan een atmosfeer had. Jammer genoeg zijn de gegevens hierover aan discussie onderhevig door de onregelmatige vorm van de omtrek van de Maan. Daarbij komt ook nog eens dat de informatie zo variabel is dat schattingen van de dichtheid van de Maanatmosfeer daardoor niet al te betrouwbaar zijn. De occultatiemetingen zeggen ons uitsluitend dat er een atmosfeer is, maar geven geen uitsluitsel over de dichtheid ervan.

Halo’s tijdens Zonsverduisteringen hebben enkele van dezelfde problemen als de achter de Maan verdwijnende sterren. Op voorkant van Life Magazine van april 1979 verscheen een foto van een Zonsverduistering waarop het haloverschijnsel goed zichtbaar is.

Critici zouden kunnen opmerking dat de halo geheel veroorzaakt wordt door de Zoncorona en niet door de atmosfeer op de Maan. In ieder geval, afgezien van de Zonnevlammen, wijst de dikte van de halo erop dat hij vanaf een hoogte van 240 kilometer boven het oppervlak nauwelijks waarneembaar wordt. Op een dergelijke hoogte is de dichtheid van de Maanatmosfeer absoluut te verwaarlozen. Hij zou zo dun zijn dat het Zonlicht hoegenaamd niet of nauwelijks nog zou inwerken op de ijlere luchtmoleculen.

Gevolgtrekkingen met betrekking tot de Maanatmosfeer zijn altijd mank gegaan aan informatie over de mate van aanwezigheid daarin van waterdamp en stofdeeltjes. Deze deeltjes kunnen van grote invloed zijn op de lichtbreking door een atmosfeer. Firsoff was van mening dat de Maanatmosfeer het licht vermoedelijk zou verspreiden zoals een zuiver gas dat zou doen, in tegenstelling tot de Aardatmosfeer die een hoog percentage stof, ijskristallen en waterdruppeltjes bevat.

.

Hij verklaarde dat zelfs op de hoge locatie van het observatorium op de Pic du Midi in de Franse Pyreneeën de Aardatmosfeer langere golflengten van het licht veel meer zou verspreiden dat volgens de Rayleigh methode werd voorspeld door de grote deeltjes erin.12

In de atmosfeer van de Maan komen kennelijk geen sterke windsnelheden voor en andere weersomstandigheden die vergelijkbaar zijn met die op Aarde omdat de lange dagen en nachten en de afwezigheid van grote watervlakten op het Maanoppervlak. Om die reden is de atmosfeer van de Maan een stuk schoner dan die van onze planeet en verschijnselen van diffusie en verspreiding van licht zullen ongetwijfeld tot een minimum beperkt blijven. Bovendien zouden de kleuren van zonsopkomst en ondergang niet zo mooi zijn en de atmosferische halo zou minder prominent aanwezig zijn ten tijde van een zonsverduistering.

De occultatie van sterren zou ook niet zo uitgesproken zijn als men zou verwachten en de interpretatie van alle bevindingen zou zonder meer luiden dat de Maan een uitzonderlijk dunne atmosfeer heeft. De atmosferische dichtheid zou toch nog net zo groot of misschien zelfs wel groter kunnen zijn dan die van planeet Aarde zonder duidelijk zichtbaar te zijn.

Verbrandende meteoren boven het Maanoppervlak
Het is logisch om er vanuit te gaan dat Aarde en Maan op dezelfde dag werden geschapen, en als gevolg daarvan een vergelijkbare atmosfeer zouden moeten hebben. Er ontstaat vermoedelijk een atmosfeer door de ontlading van vaste en gasachtige stoffen uit de buitenste korst.

Wanneer hemellichamen als Aarde en Maan een overeenkomstige zwaartekracht hebben, zullen zij allebei een atmosferische laag kunnen vasthouden die ongeveer even dik is. Als een van beide een lagere zwaartekracht heeft, zal zijn atmosfeer dieper zijn omdat de gassen erin minder worden samengedrukt dan in de atmosfeer van het lichaam met de sterkere zwaartekracht. De diepte van een atmosfeer is omgekeerd evenredig met de sterkte van het magnetisch veld. Dit volgt uit de Algemene Gaswet, die stelt dat bij een constante hoeveelheid gas en een constante temperatuur de druk van een gas omgekeerd evenredig is aan het volume. Met andere woorden; als de druk verdubbelt, wordt het volume half zo groot.

Als de Maan net zoveel atmosfeer heeft in relatie tot haar oppervlak als de Aarde, is er dan direct bewijs dat daarop wijst? Volgens Paul M. Sears in het voornoemde artikel, begonnen maanastronomen in de jaren dertig van de vorige eeuw te speculeren over het lot van meteoren waarvan zij wisten dat die op de Maan terecht zouden komen. Zij maakten berekeningen die aantoonden dat meteorieten van meer dan 5 kilo die insloegen op het donkere gedeelte van de Maan (waarvan men aannam dat die luchtledig was) in een zodanig heldere flits zouden desintegreren dat ze met het blote oog konden worden waargenomen. Elk jaar zouden er meer dan 100 van dergelijke inslagen te zien moeten zijn. Er werden daarentegen echter slechts twee of drie van dergelijke flitsen waargenomen. Dit betekende dat de meteorieten in een atmosfeer opbrandden voordat ze het oppervlak konden bereiken. De Maan leek beter bestand te zijn tegen meteorietinslagen dan planeet Aarde!

Om deze paradox te kunnen verklaren redeneerden de astronomen dat wanneer de dichtheid van de Maanatmosfeer aan het oppervlak slechts 1/10.000 bedroeg van die van Aarde, de dichtheid van de Maanatmosfeer op 85 kilometer of hoger bijgevolg groter moest zijn dan op eenzelfde hoogte op onze planeet. Dit werd toegeschreven aan het feit dat de zwaartekracht van de Maan slechts 1/6 bedroeg van die van Aarde, waardoor de Maan niet in staat bleek haar atmosfeer aan het oppervlak vast te houden.

Maar ja, als de dichtheid van de Maanatmosfeer aan de grond slechts 1/10.000 van die van Aarde zou bedragen en de zwaartekracht zou daarbij ook nog eens slechts 1/6 zijn van die van de planeet, dan zou dat betekenen dat de Aarde zou worden beschermd door een atmosfeer die 6/10.000 zou zijn. En omdat de hoeveelheid lucht de belangrijkste factor vormt die het oppervlak beschermd tegen de inslag van meteorieten, kon men deze tegenstrijdigheid niet door hun uitleg oplossen. Er was gewoonweg niet voldoende lucht in de Maanatmosfeer om het opbranden van de meteoren te verklaren wanneer werd uitgegaan van 1/6 zwaartekracht.

Volgens het artikel van Sears was het duidelijk dat de helderste meteoren, die op Aarde zouden worden aangemerkt als vuurballen, toch met behulp van telescopen waargenomen zouden kunnen worden. Met dat in het achterhoofd, begon een van de meest ervaren geleerden op het gebied van de Maan, Walter Haas, in 1941 een uitgebreid onderzoek naar meteorietinslagen op de Maan. Na 170 uur zoeken op het donkere deel van de Maan met telescopen, had Haas en zijn collega’s 12 heldere bewegende vlekken ontdekt die ergens op de Maan verschenen en ergens ander weer verdwenen. Tijdens dezelfde waarnemingen bewogen vier of vijf meteorieten door het beeld. Een of twee van de flitsen waren mogelijk zwakke op Aarde gerichte meteoren, maar kansberekeningen wezen uit dat de rest op de Maan plaatsvond.

Hierna volgt een reden voor het feit dat meteorieten mogelijk beter kunnen worden tegengehouden door de Maanatmosfeer dan door die van de planeet Aarde.

.

xxxxxDoe maar gewoon je pak uit hoor!
Metingen die tijdens Apollo-missies werden uitgevoerd wezen uit dat er sprake is van een uitstulping aan de achterkant van de Maan. Dit houdt in dat de dichtheid en diepte van de atmosfeer op de naar de Aarde gerichte kant van de Maan veel groter zijn dan gemiddeld het geval is. Het is veelbetekenend dat de voorzijde van de Maan voornamelijk bestaat uit de zogenaamde Maria (of Zeeën – uitgestrekte vlakten). Ze kregen deze benaming in beginsel omdat ze allemaal het uiterlijk hebben van opgedroogde of leeggelopen oceanen en zeeën. De wetenschap heeft vastgesteld dat aan de achterkant veel meer bergketens voorkomen op basis van de extreem grotere hoogteverschillen op de Maan dan op de Aarde.
Dergelijke condities zouden ook op Aarde ontstaan wanneer onze oceanen en zeeën al hun water zouden verliezen. Als de gemiddelde dikte van de Maanatmosfeer ongeveer overeenkomt met die van de Aarde, dan is de conclusie dat de atmosferische dichtheid aan de voorkant van de Maan groter is dan welke willekeurige plek op Aarde dan ook!!

De opzienbarende implicatie van een dichte atmosfeer is dat de ruimtepakken en life-support-systemen op de meeste plaatsen op de Maan niet eens nodig waren geweest wanneer de gassen in de atmosfeer dezelfde zijn als op Aarde. Dit wijst erop dat de Apollo-astronauten misschien wel heel erg lichte pakken hebben gedragen omdat de Maanatmosfeer de nodigde zuurstof bevatte. Hieruit volgt dat de zware ruimtepakken alleen werden gedragen tijdens het filmen om zodoende de doofpot in takt te kunnen houden. Na beëindiging van de filmsessies, konden de astronauten gewoon hun pakken uitdoen en hun expeditie in normale, niet beschermende werkkleding hebben kunnen uitvoeren. Maar op andere plekken was de uitrusting wel weer noodzakelijk net zoals op de toppen van de hoogste bergen op Aarde het geval is.

Als de Aarde haar oceanen zou kwijtraken, zouden heel veel bergachtige gebieden en hoger gelegen gebieden niet langer meer voldoende zuurstof bevatten om leven te herbergen. De atmosfeer zou naar lager gelegen gebieden zakken en de lege vlakten van de oceanen vullen die op sommige plekken meer dan een paar kilometer diep waren. Omdat de oceanen het grootste deel van het Aardoppervlak voor hun rekening nemen, zouden miljoenen vierkante kilometers land volledig onbewoonbaar worden. Het is zonder meer voorstelbaar dat er in bepaalde regionen op de Maan leven en vegetatie zou kunnen voorkomen, ondanks de lange dagen en nachten. Beschutte ravijnen en valleien op de juiste hoogte- en breedtegraden zouden geen hinder ondervinden van de temperatuurextremen die wel zouden heersen op de onbewoonbare plaatsen. De buitengewoon lange dagen die op Aarde in de poolgebieden voorkomen zorgen voor vergelijkbare condities op sommige plekken op de Maan en het is veelzeggend dat op Aarde onder dergelijke leefomstandigheden gewoon bepaalde levensvormen voorkomen.

Waarom zo hoog boven de Maan vliegen?
De eerder genoemde wolkenformaties en mistbanken wijzen op het bestaan van water op de Maan. Er is waargenomen dat de wolkenformaties vaker voorkomen in bergachtige gebieden en binnenin kraters waar het vocht tussen natuurlijke barrières gevangen werd. Wolken hebben wind nodig ze te kunnen voortdrijven. In een vacuüm zouden de vrijgekomen gassen snel oplossen en niet op drift raken.

Een andere aanwijzing van een dichte maanatmosfeer werd geleverd toen Apollo-ruimteschepen en Maansondes rond de Maan cirkelden op een gemiddelde afstand van 110 – 115 kilometer boven het oppervlak. NASA heeft nooit een duidelijke verklaring gegeven voor het vliegen op juist die hoogte. Als de Maan inderdaad geen atmosfeer zou hebben had het beter geweest om een stuk lager te vliegen. De Maan-Orbiters werden naar de Maan gestuurd voor het maken van foto’s en daarom had een lagere vlieghoogte bijgedragen aan kwalitatief veel betere opnamen van het Maanoppervlak. Zelfs de Apollo Commando-Module bleef op de genoemde hoogte cirkelen.

Door de aanwezigheid van een atmosfeer is men gedwongen in een minimaal toelaatbare baan te vliegen waar wrijvingsweerstand als gevolg van aanwezige lucht een vaartuig of satelliet niet noemenswaardig vertraagt. Een ruimteschip dat in een te lage baan cirkelt valt onherroepelijk terug naar het oppervlak, zal vertragen, opbranden en neerstorten. Dat is de reden waarom ruimteschepen zoals Skylab, het Internationale Ruimtestation ISS en andere satellieten rond de Aarde altijd hoger dan 175 kilometer cirkelen. Het lijkt erop alsof de door NASA gekozen baanhoogte mogelijk werd ingegeven door de aanwezigheid van een Maanatmosfeer teneinde te voorkomen dat ze gedurende langere perioden toch in een lagere baan zouden terechtkomen. Dit houdt in dat de dichtheid van de Maanatmosfeer mogelijk hetzelfde is als die van de Aarde.

Magnetische eigenschappen
Een veelbetekende ontdekking tijdens het Maanprogramma was dat de Maan een zeer zwak magnetisch veld heeft. Het bestaan van een magnetisch veld van de Maan botste niet met de conservatieve opvattingen over de oorsprong van het Aardmagnetisme omdat een kleine ijzerkern altijd kon worden gebruikt om dat uit te leggen en de afmeting van die kern kon worden aangepast al naar gelang de mate van het aangetroffen magnetisme. De meest voor de hand liggende verklaring voor een magnetisch veld van een planeet schijnt de rotatie te zijn van ladingen die in de atmosfeer en aan het oppervlak aanwezig zijn. Deze ladingen roteren met de planeet, de intensiteit van het magnetisch veld dat wordt opgewekt zou direct evenredig zijn met de rotatiesnelheid van de planeet.
Omdat de rotatiesnelheid van de Maan minder dan 1% is als die van Aarde, volgt daaruit dat het magnetisch veld van de Maan ook minder dan 1 % van dat van de Aarde bedraagt. Het team dat zich met de voorbereidingen van de Maanlandingen bezighield – ‘The Lunar Analysis Planning Team’ of LAPT – kwam overeen dat natuurlijk remanent magnetisme dat in Maangesteente werd aangetroffen erop wees dat de sterkte van het magnetisch veld van de Maan op enig moment meerdere procenten van dat van Aarde moet zijn geweest.13 Ze wisten echter niet te verklaren waardoor dat kwam

Een roterende planeet kan worden vergeleken met een elektromagneet bestaande uit een kern een spoel, zoals in afbeelding 3 staat. Als er een stroom wordt gestuurd door de spoel, wordt een magnetische kracht opgewekt die loodrecht staat op de richting van de draad. Planeten hebben ladingen in hun atmosfeer en oppervlak die elektrische stromen opwekken die in de draairichting lopen, ofwel in geval van onze planeet Aarde van oost naar west. Het magnetisch veld wordt loodrecht hierop opgewekt en dat loopt dus van noord naar zuid. Hoewel de lading niet noodzakelijkerwijs van oost naar west hoeft te lopen, wordt het magnetisch veld – ten opzichte van het oppervlak dat die bewegingsrichting uiteraard ook volgt – nog steeds opgewekt omdat de planeet zelf ronddraait. Andere factoren zoals het oppervlaktemateriaal, de anomalieën van en aan het oppervlak zoals winden, diepe grotten en dergelijke, hebben ook invloed op de hoogte van plaatselijke magnetische velden.

Bovenstaande uitleg verklaart veel bekende feiten over geomagnetisme. Bijvoorbeeld dat Zonnevlekken het geomagnetisme beïnvloeden door het veranderen van het aantal elektrische ontladingen in atmosfeer en aan het oppervlak. Daarbij komt ook nog dat geomagnetisme verloopt volgens een cyclus van 24 uur als gevolg van het variërend aantal geladen deeltjes dat vanaf de Zon op Aarde terechtkomt. In het volgende hoofdstuk wordt bewijs aangedragen over het feit dat de Maan geen ijzeren kern heeft. Zonder een ijzerkern hebben conventionele natuurkundigen problemen met het verklaren van het Maanmagnetisme.

Een Nieuwe Theorie voor Planetair Magnetisme
Planetair magnetisme wordt op dezelfde manier opgewekt als het veld rond een elektromagneet (Een spoel waar een stroom doorheen loopt).

De rechterhandregel simpel uitgelegd
.
Aardmagnetisme

In ieder geval staat de richting van de magnetische veldlijnen haaks op de stroomrichting. Dit heet ook wel de ‘rechterhandtregel’: wanneer de duim in de richting waarin de stroom wijst, lopen de magnetische veldlijnen in de richting waarin de vingers wijzen. Omgedraaid stromen de elektronen van links naar rechts door de spoel; bijgevolg lopen de magnetische veldlijnen van beneden naar boven.

De magnetisch veldlijnen van een planeet staan ook haaks op de draairichting van de geladen deeltjes die zich bevinden in de atmosfeer en aan het oppervlak. Hoewel de deeltjes  niet met het oppervlak meedraaien, wordt er toch een magnetisch veld opgewekt dat van Noord naar Zuid loopt.

De meeste deeltjes zijn vermoedelijk afkomstig van de Zon.  Alles dat nodig is om een magnetisch veld op te wekken is de beweging van de elektronen of geladen deeltjes. Deze voorwaarde geldt zowel voor de spoel als de planeet. Deze nieuwe benadering is logisch en voldoet volledig als verklaring voor een magnetisch veld zonder de aanwezigheid van een ijzeren kern.

Ik zie sterren!
Aanvullende bewijs over het bestaan van een substantiële Maanatmosfeer wordt geleverd door verklaringen van verschillende astronauten over het gegeven dat sterren niet boven de atmosfeer te zien zijn. Dit verschijnsel werd nauwelijks besproken om gelijke tred te houden met het beleid van NASA om niet af te wijken van ingeburgerde overtuigingen. Als dit waar is, dan zou de Maanatmosfeer op dezelfde manier de zichtbaarheid van sterren beïnvloeden als die van planeet Aarde. Sterren zouden alleen dan zichtbaar zijn wanneer ze door een atmosfeer worden waargenomen.

.

Tijdens de missie van Apollo-11 verklaarde Armstrong toen hij op minder dan 21.000 kilometer van de Maan verwijderd was: “Ik zie krater Tycho heel duidelijk. Ik kan de hemel rondom de Maan heel goed zien, zelfs vlak bij de horizon waar geen sprake is van zonlicht of weerkaatsende straling van de Aarde.14

Collins zei daarop: “Nu kunnen we eindelijk, voor het eerst tijdens deze reis weer sterren waarnemen en constellaties herkennen. De hemel is vol met sterren… het lijkt wel op de nachtelijke hemel op Aarde.”15

Er werd ook gezegd dat de Maan het Zonlicht enigszins verduisterde waardoor zij het uitspansel nog beter konden waarnemen. De omstandigheden die men zou kunnen verwachten in een vacuüm komen in het laatste hoofdstuk ter sprake. Er werden referenties geciteerd die beweerden dat de sterren door het ontbreken van een Maanatmosfeer dag en nacht zichtbaar zouden zijn. In werkelijkheid zijn de meeste sterren helemaal niet met het blote oog waarneembaar zonder de hulp van een atmosfeer.

Want een atmosfeer werkt als een reusachtige lens en is er de oorzaak van dat sterrenlicht verspreid wordt. Omdat sterren op redelijk grote afstanden staan, zijn zeer grote telescopen slechts in staat de ronde vormen van een klein aantal te ontwaren. Van de meeste sterren is door een telescoop slechts een wazige vlek te zien als gevolg van de verspreiding en afbuiging van het licht door de atmosfeer. Het menselijk oog, dat nu eenmaal minder goed ziet dan een telescoop, zou alleen in staat zijn een paar van de helderste sterren waar te nemen buiten de atmosfeer. Om die reden hadden de astronauten met het blote oog slechts een paar speldenprikjes licht kunnen waarnemen in plaats van wat wazige vlekken of twinkelende sterren.

Als gevolg van bovenstaande analyse had de opmerking van Collins over het eindelijk weer kunnen zien van sterren misschien wel helemaal niets te maken met het feit dat de Maan een gedeelte van het Zonlicht verduisterde. Waarom zouden de astronauten niet in tegenovergestelde richting van de Zon hebben kunnen kijken naar een gebied in de ruimte


Xxxx
Waar noch de Maan, noch de Aarde stonden? Een significante hoeveelheid lichtdiffusie zou niet optreden in de ruimte tussen Aarde en Maan. Als de astronauten van de heldere planeten en zonnen hadden weggekeken, dan zouden ze in staat moeten zijn geweest sterren te zien door het ontbreken van een atmosfeer. Toen de astronauten in de buurt van de Maan kwamen, hadden ze weer sterren en sterrenbeelden kunnen zien door de Maanatmosfeer heen.

Een van de overtuigendste foto’s waarop een dichte Maanatmosfeer te zien is verscheen in 1971 in de Encyclopedia of Discovery and Exploration, op pagina 131 van deel 17, The Moon and Beyond door Fred Appel. (foto hierboven links op de afbeelding)

De foto van de Apollo-10 Commando Module werd genomen vanuit de Maanlander en op de achtergrond is de blauwe gloed van de Maanatmosfeer langs de horizon goed te zien.

.

Op het internet heb ikzelf (JS vertaler) nog een andere foto aangetroffen waarop de blauwe dichte Maanatmosfeer wat mij betreft nog duidelijker zichtbaar is (foto rechts op de afbeelding). Het lijkt sprekend op een foto van de Aarde die vanuit een ruimtevaartuig werd genomen. Neil Armstrong had het in niet beter kunnen zeggen toen hij vanuit de Maanlander opmerkte: “Ik kan rondom de hele Maan de lucht zien, zelfs vlak langs de rand waar geen Zonlicht of weerschijn van de Aarde komt.”

William Brian heeft naar eigen zeggen heel veel moeite moeten doen om zijn foto (linksboven van de 2 naast elkaar) te bemachtigen. Hij stuurde een aantal nummers op naar NASA om de foto’s te bestellen. Hij kreeg echter geen antwoord terug, zelfs toen hij er een fotokopie van opstuurde om het zoeken te vergemakkelijken.

Omdat deze foto reeds ergens anders was gepubliceerd, had men hem al uitgegeven, zeiden ze. De auteur riep toen de hulp in van de uitgever van ‘The Moon and Beyond’, uitgeverij Aldus Books Ltd. in London, Engeland, om zo aan het juiste fotonummer te komen.

In december 1979 gaf David Paramor van Aldus Books het juiste nummer door: 69-HC-431. Hij wees William Brian erop dat NASA toestemming had verleend de foto in het boek te gebruiken. Brian bestelde de foto opnieuw, maar dit keer met het juiste nummer en deed er een fotokopie bij om er zeker van te zijn dat ze de juiste foto zouden opsturen. Hij kreeg enige tijd later 24 afdrukken van Apollo-4 raketten toegestuurd, terwijl het hier ging om Apollo-10. De foto’s begonnen allemaal met de cijfers 66 of 67, het jaar waarin Apollo-4 werd gelanceerd. Het was ook gek dat in een van de hoeken van het vel waarop de foto’s als groep waren afgedrukt een stickertje was geplakt met het bewuste fotonummer 69-HC-431..!!
De eerste twee cijfers van NASA-foto’s staan voor het jaartal en dus kon 69 nooit op een foto van Apollo-4 staan. In juli 1981, meer dan een jaar na de eerste poging, stuurde Brian opnieuw een verzoek voor de bewuste foto naar NASA, maar tot het verschijnen van zijn boek, ruim anderhalf jaar later had hij nog steeds geen antwoord van de ruimtevaartorganisatie teruggekregen. Het positieve van deze hele affaire is echter wel dat eens te meer werd aangetoond dat NASA en het leger duidelijk bewijsmateriaal onder het deksel van de doofpot wenst te houden.

De hamer en het veertje
Voordat we ons zullen buigen over de Maangeologie en de structuur van het Aarde-Maan-systeem, geef ik nog een voorbeeld waaruit blijkt hoe ver NASA bereid is te gaan om informatie achter te houden.

.

Tijdens de missie van Apollo-15 werden een hamer en een veertje van een gezamenlijk hoogte losgelaten. Het doel was om hiermee aan te tonen dat er op de Maan sprake was van een vacuüm. Men gebruikte het beroemde experiment van Galilei van de aantrekking door de zwaartekracht dat voorwerpen van verschillende grootte en gewicht met gelijke snelheid naar beneden vallen.

In het kader van al het bewijs dat het bestaan aantoont van een substantiële atmosfeer, kan er eigenlijk meer een conclusie worden getrokken: Als de twee voorwerpen tegelijkertijd op de grond terechtkomen, moet er in het veertje een zwaarder voorwerp verborgen hebben gezeten. Ten tijde van de Apollo-missies heeft een aantal mensen eigenaardige discrepanties waargenomen die in dit boek worden beschreven.

Mensen als Bill Kaysing waren ervan overtuigd dat de Maanmissies in scene werden gezet en dat al het televisie-, film-, en fotomateriaal afkomstig was van een afgelegen plek ergens op Aarde. Kaysing schreef in 1976 een boek getiteld ‘We Never Went to the Moon’. Als hij nog steeds gelooft dat de Maan luchtledig is en een 1/6 zwaartekracht heeft, vergeleken met die van de Aarde, dan heeft hij gelijk wanneer hij concludeert dat de missies geënsceneerd werden. Het is niet erg waarschijnlijk dat NASA, regering noch astronauten zullen zijn aantijgingen ontkennen. Ze zullen hem eerder negeren dan zich de onmogelijk taak op de hals halen alle tegenstrijdigheden te verklaren.

Velen zullen zich inmiddels toch wel afvragen waarom zoveel overtuigend bewijs over een dichte Maanatmosfeer al voor meer dan een eeuw door wetenschappers over de hele wereld wordt ontkend. De reden is dat een wezenlijke atmosfeer op de Maan automatisch onthoudt dat er sprake moet zijn van een grotere zwaartekracht dan tot nu toe werd volgehouden.

Omgekeerd geldt dat een grotere zwaartekracht inhoudt dat de machtige gebouw van de conventionele wetenschap eigenlijk maar een heel smalle basis heeft en groot gevaar loopt in geval dit gegeven algemeen zou worden aanvaard. Het leger weet dat deze feiten de sleutel vormen tot het doorgronden van de zwaartekracht en hoe die kan worden overwonnen en beheerst. In ieder geval is het ongetwijfeld zo dat er allerlei gevestigde belangen worden gediend ten koste van de belastingbetaler.

Voetnoten bij dit hoofdstuk:

1. Richard Lewis, The Voyages of Apollo, (New York: The New York Times Book Co., 1974), p. 67.

2. Ibid., p. 67.

3. Ibid., p. 107.

4. Ibid., p. 116.

5. Ibid., p. 116.

6. “Apollo 12 On The Moon,” Life, December 12, 1969.

7. Paul M. Sears, “How Dead Is The Moon?,” Natural History, February 1950, pp. 63-65.

8. V.A Firsoff, Strange World of the Moon, (New York: Basic Books, 1960), pp. 76-77.

9. Ibid., p. 81.

10. Ibid., p. 110

11. Charles Fort, New Lands, (New York: Ace Books, 1923), p. 42.

12. Firsoff, Strange World of the Moon, p. 129.

13. Lewis, The Voyages of Apollo, p. 134.

14. Howard Benedict, “Moon ‘Eerie Sight’, Apollo Chief Says,” The Indianapolis News, July 19, 1969, p. 1.

15. Ibid., p. 1.

 

* * *

 

– HOOFDSTUK 8 –

 

Maangeologie en het Aarde-Maan-systeem

vertaling Jan Smith voor WantToKnow.nl/.be

x

Uit de verzamelde geologische informatie van de Maan komt overduidelijk naar voren dat er sprake is van een hoge zwaartekracht en een wezenlijke atmosfeer die op die van Aarde lijkt. Ander geologisch feitenmateriaal dat tijdens Apollo-missies werd vergaard geeft aanwijzingen over de interne structuur van de Maan.

Wanneer de meeste mensen aan de Maan denken, stellen zij zich veel grotere en kleinere kraters voor. Maar kraters vormen slechts een aspect van onze satelliet. Er zijn ook nog de maria of zeeën, bergketens en valleien en rivierachtige scheuren of geulen die kriskras over het Maanoppervlak kronkelen en door Maanvalleien meanderen. De kraters onttrekken al dit soort veelzeggende details vaak aan het zicht. Het is alsof de Maan ooit een Aardachtig oppervlak heeft gekend dat vervolgens door ongelofelijke krachten gebombardeerd en uiteindelijk volledig vernietigd werd.

De meeste conventionele wetenschappers geloven dat de Maan nooit een atmosfeer gehad heeft vanwege de relatief zwakke zwaartekracht van ongeveer 1/6 van die van de Aarde. En dus is hun redenatie dat alle uiterlijkheden van de Maan het resultaat moeten zijn van meteoorinslagen, vulkaanuitbarstingen en/of een bombardement van de Zonnewind.

Zonder atmosfeer is er geen rivier, geen wolken, geen regen of wind. Ze beweren dat de Maan dood is en altijd al dood is geweest. De meerderheid van de orthodoxe wetenschappers zal nooit of te nimmer de mogelijkheid willen overwegen dat er beschavingen hebben bestaan die deze satelliet met zeer geavanceerd wapentuig zonder omhaal hadden kunnen vernietigen. Deze houding dwingt hen op zoek te gaan naar natuurlijke oorzaken voor alles dat op de Maan, de Aarde en andere planeten wordt waargenomen. Dit is tot nu toe altijd al de trend geweest in het wetenschappelijk interpreteren van geologische ontdekkingen op de Maan.

Er dient ook te worden opgemerkt dat wanneer beschavingen in het verleden in staat waren tot de zaken die hierboven worden genoemd, er vandaag de dag nog altijd een aantal ervan zouden kunnen bestaan. Met een hoogontwikkelde ruimtevaarttechnologie zou de vernietiging van een of twee planeten niet alle leven op alle planeten uitroeien. Veel overlevenden van het conflict zouden andere planeten bezetten en ruimtekoloniën stichten. Als conventionele wetenschappers in overweging zouden nemen dat er in het verre verleden sprake is geweest van een intelligente interventie in de Maangeologie, zouden ze spoedig gaan speculeren over de overblijfselen van de beschaving en voorwerpen als Ufo’s.

Meningsverschillen alom
Het voornaamste debat onder Maangeologen gaat tussen hen die geloven dat de Maan een hete kern heeft en zij die ervan overtuigd zijn dat er sprake is van een koude kern. Anderen zijn de mening toegedaan dat het binnenste van de Maan op enig moment heet is geweest en sindsdien is afgekoeld. Weer anderen geloven dat de meeste kraters werden gevormd door de inslag van meteoren, terwijl hun opponenten denken dat ze vulkanisch van oorsprong zijn. Een groep postuleert dat de zeeën of oceanen werden gevormd door vulkanisch lava die vanuit het binnenste van de Maan naar buiten stroomde nadat de Maan door meteoren was gebombardeerd. Binnen deze groep van theoretici gelooft echter weer een deel dat de kraters juist door die naar buiten sijpelende lava niet zo diep zijn als ze zouden zijn moeten wanneer ze door meteoorinslagen werden gevormd.

Zonder het overwegen van de mogelijke aanwezigheid van een hogere zwaartekracht, een atmosfeer en de kans op intelligente interventie werken conventionele wetenschappers met wel heel erg beperkte informatie.

.

Geen atmosfeer? Geen erosie
Een belangrijke ontdekking die in principe nauwelijks bekendheid heeft gekregen in kringen van orthodoxe natuurkundigen en geologen, is de subtiele transmutatie of transformatie van elementen in andere elementen zonder het vrijkomen van radioactieve bijproducten of straling. Onderzoeker Louis Kervran ontdekte de fundamentele verbanden die verantwoordelijk zijn voor de vorming van mineralen in de Aarde. Hij stelde tevens vast dat biologische organismen voortdurend bepaalde elementen transmuteren in andere elementen op een wijze die nucleaire wetenschappers onbekend is. Zijn bevindingen kunnen niet worden weerlegd en toch wordt zijn werk volkomen genegeerd in de wetenschappelijke wereld omdat ze niet passen binnen de conventionele theorie.

Geologen weten dat bepaalde mineralen in variërende verhoudingen samen met andere mineralen worden aangetroffen. Kervran kon aantonen dat deposities verschillende proporties van deze mineralen bezitten omdat in de tijd gemeten hun overeenkomstige atomen van het ene element naar het andere overgaan zonder het uitstralen van radioactieve deeltjes of bijproducten. De bevindingen van Kervran had drastische veranderingen tot gevolg op het gebied van de geologie, natuurkunde en vele andere disciplines. Minerale afzetting en neerslag kunnen veel sneller transmuteren dan de wetenschap beweert.

En om die reden geven radioactieve methoden die gebruikt worden voor het dateren van Maanstenen misschien niet die resultaten welke representatief zijn voor de geschiedenis van onze satelliet. Om precies dezelfde reden kan worden getwijfeld over de ouderdom van gesteenten hier op Aarde. Kervrans boek Biological Transmutations geeft een samenvatting van zijn ongelofelijke bevindingen.

De atmosfeer op Aarde is in eerste instantie verantwoordelijk voor de optredende erosie en verwering. Maar onze atmosfeer zou binnen de kortste keren geen erosie meer veroorzaken wanneer het oppervlaktewater zou verdwijnen. De geologische structuren op de Maan wijzen op een overvloedige hoeveelheid oppervlaktewater in het verleden omdat alle bergen en heuvels meestal zijn afgerond en geërodeerd en over het oppervlak zijn vele opgedroogde rivierbeddingen en waterlopen zichtbaar. Op de foto hierboven zijn de afgeronde en verweerde toppen te zien van het gebied van Hadley Delta-Apennine Mountain alsmede de oplichtende atmosfeer. Apollo-15 astronaut Scott staat op de voorgrond.

Op de volgende foto staat Scott naast de Rover aan de rand van de Hadley Rille – die op sommige plaatsen meer dan 350 meter diep is en makkelijk kan worden aangezien voor een door water gevormde droge geul of rivierravijn op Aarde.

.

Apollo-15 landde op een laagvlakte en de omringende toppen van de bergketens rond de kraters zijn nagenoeg allemaal afgerond door de eroderende werking van een atmosfeer. Apollo-15 foto’s geven allemaal overtuigend bewijs dat de Maan een Aardachtige zwaartekracht en atmosfeer moet hebben omdat dit de enige verklaring voor het geologisch uiterlijk van de Maan is.

De foto hieronder is gemaakt tijdens de Apollo-17 missie en toont astronaut Schmitt die naast een groot rotsblok staat dat midden in de Littrow-vallei ligt. De afgeronde heuvels rondom de vallei en de hellingen van het Oostmassief liggen zo’n 8 kilometer verderop op de achtergrond. Littrow-vallei ligt op de rand van Mare Serenitatis. Ook hier is hetzelfde verweringsbeeld zichtbaar als op de foto van Hadley Delta-Apennine Mountain die aan de andere kant van de Mare ligt.

.
.

Dan een foto van de Apenninevlakte genomen door de Lunar Orbiter-IV in 1967. Rechtsboven strekt de Alpine vlakte zich uit en komt uit in Mare Imbrium die de linkerkant van de foto beslaat. In het midden van de foto ligt iets wat lijkt op een opgedroogde rivierbedding.
Wetenschappers noemen dit meanderende kanalen of kronkelige geulen en sommigen geloven dat dergelijke geulen zijn ontstaan door de slijpende werking van snelstromend water, hoewel de Maan dus eigenlijk een lage zwaartekracht en geen atmosfeer zou hebben en dus volledig luchtledig zou zijn. Deze foto’s tonen duidelijk de problemen die orthodoxe wetenschappers hebben met het verklaren van het uiterlijk van het Maanoppervlak.

Als er geen atmosfeer is, hoe kan er dan ooit water op de Maan zijn geweest, of wolken en rivieren?

Het bewijsmateriaal laat slechts ruimte voor de meest voor de hand liggende verklaring: De Maan heeft een atmosfeer gehad en een overvloed aan water op het oppervlak. Om die reden is er dus ook sprake van een grote zwaartekracht die al die lucht en al dat water moet vasthouden. En als dat vroeger zo was, dan is er geen enkele reden om aan te nemen dat die zwaartekracht nu plotseling minder zou zijn. Dientengevolge is er dus ook sprake van een grote zwaartekracht en ook van een behoorlijk dichte atmosfeer.

Sedimentaire afzettingen?
Is er mogelijk ook nog ander bewijs dat er ooit water op de Maan was? Een artikel getiteld “What Is It Like to Walk on the Moon?” geschreven door Apollo-15 astronaut David Scott verscheen in september 1973 in National Geographic. Daarin verklaarde Schott: “Er lopen allerlei donkere lijnen rond de voet van de bergen.1 Die lijnen worden gezien als watermerken omdat ze lijken op hetzelfde soort lijnen die bij ons langs de kust of rivierbeddingen zitten.”

Wetenschappers breken er hun hoofd over omdat er volgens de geldende inzichten geen water op de Maan kan zijn of ooit geweest is. De astronauten zagen dat er langs de hellingen van Mount Hadley duidelijke rechte lijnen liepen die onder een hoek van 45o naar het noordoosten omhoog liepen.2 Als dergelijke lijnenpatronen op Aarde worden aangetroffen worden ze geïnterpreteerd als sedimentaire afzettingen.
Volgens de conventionele wetenschap bestaat er op de Maan geen enkel proces dat hun bestaan verklaart. Tijdens de missie van Apollo-16 ontdekten de astronauten dat Stone Mountain terrasvormig was en hetzelfde soort lijnenpatronen vertoonde als Scott en Irwin in het Apenninegebergte hadden gezien.3

Waar is het water gebleven? Een paar van de overeenkomsten tussen Aarde en Maan werden al beschreven in het hoofdstuk over de atmosfeer. De Maan kent uitgestrekte gebieden die qua uiterlijk sterk doen denken aan opgedroogde oceaanbodems. Deze bevinden zich voornamelijk aan de voorkant van de Maan – de kant die altijd naar Aarde is toegekeerd. Het is veelbetekenend dat de Maanoceanen de kleinste hoogteverschillen hebben in relatie van de rest van de Maan.

Massaconcentraties
Tijdens de vlucht van Apollo-15 heeft men kunnen vaststellen dat het oppervlak aan de zijde die naar Aarde is toegekeerd tussen drie tot zes kilometer lager is dan de achterkant van de Maan. Bovendien is de achterkant van de maan voornamelijk bergachtig met weinig zeeën of oceanen.

Omdat de Maan waarschijnlijk een hoge zwaartekracht heeft en een dichte atmosfeer, kan het water niet zo makkelijk de ruimte in verdwenen zijn. Het kan ook niet in de atmosfeer zijn opgelost, omdat zich daarin nu geen substantiële hoeveelheid water bevindt. De enig overgebleven plek is dus de Maanbodem. Maar dat kan alleen het geval zijn geweest, wanneer de Maanboden een grotachtige structuur zou hebben. Om het water in ondergrondse grotten en holten te laten lopen moeten er eerst openingen en scheuren zijn ontstaan. Dat zou hebben kunnen gebeuren wanneer de Maan zou zijn gebombardeerd door grote meteoren of met behulp van hoog ontwikkelde wapens.
Wanneer de eerste scheuren waren ontstaan in de oceaanbodems, zouden de grote watervlakten langzaam zijn leeggelopen waardoor uitgestrekte uitgedroogde zeeën, drooggevallen rivierbeddingen en geërodeerde geulen en geultjes achterbleven. De droge oceaanbekkens zouden daarna het uiterlijk hebben gekregen van Death Valley.

Als de Maan een grotachtige structuur heeft, is daar dan bewijs voor?

Seismische experimenten op de Maan hebben het bestaan van mascons (massacondensatie) aangetoond. Mascon is de afkorting voor massaconcentratie of massacondensatie. Het bestaan ervan werd in wetenschappelijke hypotheses gebruikt voor  het kunnen verklaren van een verbijsterende ontdekking: Maansondes werden van de ene naar de andere kant en op en neer over bepaalde delen op het maanoppervlak bewogen.

Wetenschappers leidden uit de resultaten van die onderzoeksmethode af dat er direct onder het oppervlak grote meteoren begraven lagen die een toename in de plaatselijke zwaartekrachtvelden veroorzaakten. Van sommige van die meteoren werd aangenomen dat ze meer dan 650 kilometer in diameter waren en zo’n 4 kilometer dik, om de variatie in zwaartekracht te kunnen verklaren. Waarom zouden er meteoren door de ruimte vliegen met het uiterlijk van een pannenkoek? Men veronderstelt dat de grotere dichtheid van de meteoren verantwoordelijk is voor de toename van de plaatselijke zwaartekracht. De variaties waren blijkbaar hoger dan die welke op Aarde worden gevonden.

De door de wetenschappers opgestelde verklaring voor het fenomeen van mascons wekte veel beroering. Ten eerste werden de toenames in zwaartekracht gevonden boven de Maanoceanen en zeeën. Dit zijn vlakke gebieden met relatief kleine hoogteverschillen en over het algemeen zonder kraters. Meteoren van de veronderstelde afmetingen moeten enorme kraters hebben veroorzaakt door hun inslag. Dit werd goedgepraat door aan te nemen dat gesmolten materiaal aan het oppervlak kwam en de gaten opvulde. Een probleem daarbij is dat de meteoren veel dieper weggezonken zouden zijn als de bovenste laag van het Maanoppervlak zodanig gesmolten was, in plaats van te worden tegengehouden door het oppervlak.

Sommige wetenschappers beweerden dat er in een (hemel)lichaam geen sprake kon zijn van verschillen in zwaartekracht. Daar komt ook nog eens bij dat de Maan veel basalt heeft als gevolg van het vulkanisme. De door meteoren gevormde mascons en een hete Maan die wijst op vulkanisme zijn niet met elkaar in overeenstemming.

Bovengenoemde problemen ondermijnen de theorie over massaconcentraties. Dit houdt in dat er andere verklaringen voor het fenomeen van de verschillen in zwaartekracht moeten zijn. We zullen daarom kijken naar twee vaststaande feiten.

Ten eerste is op Aarde vastgesteld dat de aantrekkingskracht van de planeet boven grotere wateroppervlakken groter is dan boven landmassa’s.4 Ten tweede kan de veronderstelling van een grotachtige structuur van de Maanbodem dienen om de verschillen in zwaartekracht te verklaren, maar conservatieve wetenschappers hebben deze uitleg, in ieder geval in officiële rapportages, altijd genegeerd. Als het water in de Maanoceanen inderdaad heeft kunnen weglopen in de korst van de satelliet en verdween in uitgestrekte grotten en holten, kan dat ook een aanwijzing vormen voor de aanwezigheid van die zwaartekrachtverschillen. Rivierbeddingen, geulen en het verdwenen oppervlaktewater kunnen hierdoor allemaal worden verklaard.

Zuurstof en silicium in de Maanbodem
De discussie over de meteoorinslagen en de vulkanische kraters is ook al zo’n kwestie die zich maar moeilijk laat oplossen zonder te denken aan mogelijk intelligente interventie en de grotachtige structuur van de Maan. Ranger-7 bezorgde wetenschappers hun eerste hoofdbrekens door beelden van een golvende woestijn te leveren in plaats van het grillige terrein dat men had verwacht op een planeet zonder een atmosfeer. Surveyor-1 landde in Oceanus Procellarum en de beelden tonen een maanoppervlak dat overkomt met dat van een drooggevallen meer op Aarde. Surveyor-5 landde in Mare Tranquillitatis vlakbij de top van een krater. Chemische analyse wees uit dat de bodem bestond uit een soort basalt die wordt aangetroffen in de rotsachtige bodem van de oceaan en op bergkammen op Aarde. De bevindingen van Surveyor-5 wezen ook op het gegeven dat de hoeveelheid magnetisch materiaal onvoldoende waardoor niet onomstotelijk kon worden vastgesteld dat het oppervlak meteoritisch was.5

De meetresultaten en beelden van Surveyor-6 waren gelijk aan die van zijn voorganger en dat leidde ertoe dat wetenschappers gingen geloven dat de aangetroffen chemische samenstelling heel gewoon was voor de Maanzeeën. Surveyor-7 landde in de hooglanden en de analyses daar toonden een minder dicht materiaal aan dan het basalt in de laagvlakten. Alle Surveyors wezen uit dat zuurstof en silicium de meest voorkomende elementen op de Maan waren, net als op Aarde. Om die reden werd bepaald dat de Maan een langzaam ontwikkelde planeet was, die niet alleen door meteorietinslagen was vormgegeven.6 Bovendien vielen de inslagtheoretici niet van hun geloof door de aanwezigheid van basalt in de zeebassins, als zou dat een indicatie zijn voor het vulkanisme. Bijgevolg kwam aan die discussie na afloop van het Surveyorprogramma voorlopig nog geen einde.

.

Glasachtige structuren
Neil Armstrong ontdekte bij herhaling glasachtig gesteente op de bodem van kleine kraters. Astronoom Thomas Gold theoretiseerde dat de Maan verschroeid moet zijn geweest als gevolg van een uitbarsting van de Zon.7 Er was sprake van een onoplosbaar raadsel omdat de meeste vlakke gebieden klaarblijkelijk onaangetast waren gebleven onder het voortdurend bombardement van micro-meteorieten en deeltjes afkomstig van de Zon.
Bovendien trof men ook een glasachtige structuur aan bovenop minuscuul kleine bergjes en ‘zandhoopjes’ op de Maanbodem. De aanwezigheid van goud deed het vermoeden rijzen dat de Zonne-uitbarsting daarom minder dan 30.000 jaar geleden had moeten plaatsvinden en niet langer moet hebben geduurd dan tussen de 10 en 100 seconden.

Een alternatieve verklaring is dat korter dan 30.000 jaar geleden hoog ontwikkeld wapentuig werd ingezet voor het bombarderen van de Maan. De onberoerde glasachtige vlakten zouden erop wijzen dat micro-meteorieten het Maanoppervlak niet bereiken; ze worden kennelijk door een dichte atmosfeer tegengehouden. Dit is het zoveelste bewijs dat de theorie tegenspreekt waarin de Maanerosie wordt toegeschreven aan meteorieten en tegelijkertijd een aanvulling op de reeds bestaande bewijzen voor het bestaan van een Aardachtige atmosfeer en zwaartekracht op onze satelliet.

Apollo-11 landde vlakbij de equator in het laaggelegen bassin van Mare Tranquillitatis. Dat zou een gebied zijn met minimaal Maanweer, omstandigheden zoals die ook voorkomen in het zuidwesten van de VS waar de luchtmacht grote opslagterreinen bezit voor gedumpte vliegtuigen die zelfs na vele jaren nauwelijks aan slijtage of verwering als gevolg van het weer onderhevig zijn. In soortgelijke gebieden op de Maan zouden voorwerpen daar misschien wel eonen lang onaangetast blijven. De relatief kalme atmosfeer zou ook het terrein niet of nauwelijks aantasten en de meeste meteorieten zouden niet door de dichte atmosfeer heen kunnen komen.

Nauwelijks sporen van vulkanisme
In Strange World of the Moon stelt Firsoff dat de vulkanische theorie voor het ontstaan van Maankraters moeilijk te onderbouwen is, omdat niets wijst op de vroegere aanwezigheid van vuur of rook, as en lava.8 Omdat het Maanoppervlak in zovele opzichten lijkt op dat van de planeet Aarde is het alleszins redelijk om te concluderen dat het heftigste deel van het vulkanisch tijdperk op de Maan bijna voorbij is. Het afgeronde uiterlijk en het verweerde voorkomen van het oppervlak, alsmede de uitgestrekte oceanen of mares wijzen erop dat vulkanisme op de Maan geen belangrijke rol heeft gespeeld sinds de vorming van al die kenmerken. Belangrijk vulkanisme zou de relatief gladde oppervlakken toch zeker een ruiger uiterlijk hebben gegeven. Omdat de herkenbare aardachtige kenmerken werden bedekt door kraters en kratertjes, kunnen die nooit gevormd zijn in de periode van vulkanische activiteit. Ze moeten pas gevormd zijn nadat de oppervlaktegesteldheid was gestabiliseerd.

In een boek van Don Wilson getiteld Secrets of Our Spaceship Moon, verwijst de auteur naar de NASA-publicatie met de titel: Apollo 17: Preliminary Science Report (1973).9 Daarin wordt naar aanleiding van de vlucht van Apollo-17 geconcludeerd dat er voldoende bewijs werd verzameld dat er in de laatste drie miljard jaar geen, of nauwelijks sprake is geweest van enige vulkanische activiteit op de Maan. Ook dit is alweer een bewijs te meer dat de recent waargenomen lichten op de Maan niets met vulkanische uitbarstingen te maken hebben.

Uit bovenstaande beschouwing komt toch duidelijk naar voren dat de meeste kraters op de Maan naar alle waarschijnlijkheid niet werden gevormd als gevolg van vulkaanuitbarstingen dan wel door inslag van meteoren. De meeste van deze kraters werden duidelijk gevormd nadat het oppervlak een bepaalde mate van volwassenheid had bereikt waardoor het een op dat van de Aarde lijkend uiterlijk kreeg. De Maan moet ook een gevarieerd weerpatroon hebben gekend met omvangrijke oceanen, laagvlakten en hooggebergten. In een van de volgende hoofdstukken zullen we ons buigen over de mogelijke voorgeschiedenis en oorsprong van deze satelliet.

Een holle Maan?
Er werden vele seismische experimenten uitgevoerd om de aard van de oppervlaktekorst en het inwendige van de Maan te kunnen bepalen. Toen de eerste Maansondes en andere objecten naar de Maan werden gestuurd om er vervolgens op te pletter te slaan, werden de daardoor veroorzaakte schokgolven geregistreerd die later door specialisten konden worden geïnterpreteerd. Door de latere Maansondes en een aantal Apollo-missies waren daartoe seismometers op het oppervlak achtergelaten. De resultaten van die experimenten verrasten alle betrokken wetenschappers zeer. De seismometer van Apollo-11 had aangetoond dat de Maan relatief rustig was. Voor enkele wetenschappers betekende dit dat de Maan een kleine, in plaats van een grote gesmolten ijzeren kern had.

Anderen geloofden dat de Maan helemaal geen kern had. Apollo-12 had een veel gevoeliger instrument meegenomen dat was ontworpen om continu metingen te verrichten. Nadat ze waren vertrokken om weer naar de Commandocapsule terug te keren, lieten ze de daarna nutteloos geworden Maanmodule op de Maan neerstorten. Die kwam op een afstand van ca. 65 kilometer van de landingsplaats terecht en de drie seismometers die op de Maan waren geïnstalleerd registreerden een reeks trillingen die meer dan anderhalf uur aanhield. Dit betekende dat de structuur van de Maan behoorlijk rigide was omdat hij resoneerde als een kerkbel. Sommige wetenschappers concludeerden dat de Maan volledig solide was en geen vloeistof in haar binnenste had. Dat was trouwens ook een klap in het gezicht van hen die geloofden in de hypothese van een vloeibare gesmolten ijzeren kern. Anderen beweerden op grond van de bevindingen dat de Maan hol was, maar dit leek weer niet te rijmen met de theorie over de zwaartekracht.

Zwaartekracht? Wat is dat eigenlijk?
De grote zwaartekracht van de Maan wijst erop dat er een rare kronkel zit in de Wet op de Zwaartekracht van Newton. Die kronkel vormt trouwens de sleutel tot inzicht in de ware aard van de zwaartekracht – en dat zou voor het eerst zijn.

Sir Isaac Newton, zijn tijd ver vooruit. Onderschat genie, die door de reguliere wetenschap werd ingelijft als onderdeel van het wetenschappelijk establishement..

Sinds Newton in 1666 zijn Wet formuleerde is er niet een verklaring van de aard van de zwaartekracht gegeven die door de academische wereld werd aanvaard. Zelfs Newton verklaarde dat hij niet begreep hoe het nou precies zat met die kracht. Hij poogde eigenlijk alleen maar in wiskundige termen het effect dat de zwaartekracht op vallende voorwerpen had, te beschrijven. Newton nam aan dat deze kracht, hoe mysterieus ook, op een of andere manier evenveel invloed had op om het even welk voorwerp en zelfs bij het kilometers diep binnendringen van planeten niet onderhevig was aan verspreiding of verdunning.

Zijn theorie hield in dat zwaartekracht iets was dat verband hield met elk materiedeeltje, ongeacht waar dat zich in de ruimte bevond. De zwakste plek in zijn Universele Wet op de Zwaartekracht zit hem waarschijnlijk in de inherente aanname dat effecten van de zwaartekracht materie binnendringen zonder verdere interactie, zonder te worden verspreid, ook zonder dat de effecten zich vermenigvuldigen, anders dan de normale afname als gevolg van de wet op de omgekeerde proportionaliteit. Zonder dit soort effecten wordt de aantrekkingskracht van een lichaam op een ander lichaam niet beïnvloed door een voorwerp dat ertussen wordt geplaatst; in dat geval zou de zwaartekracht geen enkele kracht kunnen uitoefenen op een massa. Maar omdat de zwaartekracht wel een dergelijke kracht uitoefent, moeten deze effecten dus wel bestaan.
Om deze reden is de Universele Wet op de Zwaartekracht van Newton in strijd met de Wet van Behoud van Energie. Omdat krachten energie vergen zal de plaatsing van een voorwerp tussen twee elkaar aantrekkende lichamen interactie tussen energieën opwekken die ervoor zorgt dat de aantrekkingskracht tussen de beide lichamen afneemt, tenzij aanvullende zwaartekracht wordt opgewekt door het ertussen geplaatste voorwerp.

Het verspreiden van zwaartekracht lijkt te worden aangetoond door het feit dat kleine loden balletjes niet uit lijn worden getrokken door bergmassa’s, hetgeen dat wel zou mogen worden verwacht op basis van de zwaartekrachttheorie van Newton.

Geologen hebben getracht dit te verklaren door aan te nemen dat de gemiddelde dichtheid van materie onder bergen minder is dan de materie onder oceanen. Meer voor de hand ligt echter dat zwaartekrachteffecten die door materie in het binnenste van bergen worden veroorzaakt gedeeltelijk worden verspreid of verdund door de lagen die er bovenop liggen. Dit is een factor die mogelijk oorzaak is voor de verschillen.

Bovenstaande informatie en de grote aantrekkingskracht van de Maan wijzen er op dat zwaartekracht mogelijk wordt opgewekt door een zeer doordringende straling, en hoewel deze straling tot op redelijk grote diepte in materie doordringt, is hij toch begrensd.

Het is veelbetekenend dat de grote aantrekkingskracht aan het oppervlak van de Maan zou moeten betekenen dat de Maan een onmogelijk grote massa zou moeten hebben als de Universele Wet op de Zwaartekracht wordt toegepast. Als wordt uitgegaan van een zwaartekracht die 64% bedraagt van die van planeet Aarde, dan zou de Maan een gemiddelde dichtheid moeten hebben van 13,0 g/cm3 (gram per kubieke centimeter) volgens die Wet – dat is meer dan de dichtheid van lood en dat is bijna 50% zwaarder dan ijzer. Uit de bepaling van het massamiddelpunt tussen Aarde en Maan, zou Aarde 81,56 keer zoveel massa moeten hebben dan de Maan en dientengevolge een gemiddelde dichtheid hebben van 21,5 g/cm3. Dat is ongeveer tweemaal de dichtheid van lood; om deze reden alleen al kan zelfs de hypothese van de ijzerkern van de Maan het enigma van de massa niet ophelderen. Er dient te worden opgemerkt dat de afwijking in Newtons Universele Wet op de Zwaartekracht ten grondslag ligt aan de hypothese van de ijzerkern in de Maan.

Newton had het mis
Toen de massa van onze planeet was vastgesteld, werd de massa van de Maan berekend aan de hand van de aantrekkingskracht op het oppervlak. Het is waarschijnlijk dat alleen een beperkte dikte van de Aardkorst bijdraagt aan het grootste deel van de zwaartekracht van de Aarde als gevolg van de verspreiding van de zwaartekrachtstraling die ontspringt uit massa’s onder een bepaalde diepte. Dit houdt in dat de massa van de Aarde niet nauwkeurig kan worden vastgesteld door gebruik te maken van de conventionele methode. Als planeten hol zouden zijn, zou de oppervlaktezwaartekracht niet zo gek veel verschillen dan wanneer zij een ijzeren of misschien wel loden kern zouden hebben. Dit lijkt te verklaren waarom de Maan verhoudingsgewijs zo’n grote aantrekkingkracht heeft. Vanwege dit effect is de conclusie dat Newtons Wet de massa van Aarde in de allereerste plaats te groot heeft voorgesteld.

Er werd gespeculeerd over een metalen kern in de Aarde, omdat de gemiddelde dichtheid van de Aardkorst het voorspelde totale gewicht – de totale massa – van de Aarde niet kon verklaren. De Aardkorst heeft een gemiddelde dichtheid van 2,7 g/cm3 (die van de Maan is gemiddeld 3,3 g/cm3). Om aan de Zwaartekrachtwet van Newton te beantwoorden zou de dichtheid van planeet Aarde ergens in de buurt van 5,5 g/cm3 moeten liggen. Dit leidde tot de aanname van een gemiddelde dichtheid van de Maan van 3,34 g/cm3. Het minieme verschil tussen de voorspelde gemiddelde dichtheid en de oppervlaktedichtheid van de Maan maakte ook dat men veronderstelde dat er sprake was van een kleine ijzeren kern die ook het geringe magnetisme verklaarde dat men aantrof.

Dit nu is het tegenwoordige orthodoxe standpunt aangaande onze Maan.

Het bel-effect van Aarde
In het laatste hoofdstuk van dit boek wordt het geomagnetisme uitgelegd aan de hand van een theorie die gebaseerd is op het niet bestaan van een ijzeren kern.

Wetenschappers zijn van mening dat ze het bestaan van de ijzeren kern van planeet Aarde voldoende hebben geverifieerd door het meten van de echo van schokgolven die ervan terugkaatsen en er doorheen gaan. Maar ze kunnen ook een echo krijgen van grote holten in het binnenste van de Aarde als die een leeg omhulsel zou zijn. Vergelijkbare experimenten werden ook uitgevoerd op de Maan en de schokgolfmetingen waren voor de wetenschappers overtuigend genoeg om aan te nemen dat ze de Maanmantel hadden gevonden. Het bewijs dat door de seismische experimenten van Apollo werd geleverd wijst echter ook op de conclusie dat de Maan hol is en relatief vast van vorm.

Het is niet echt bekend dat de Aarde eenzelfde bel-achtig gedrag of zo’n nagalmeffect vertoont als de Maan. Omdat de Aarde 81,56 keer massiever is dan de Maan, is er een veel grotere explosie nodig om de voldoende grote schokgolf te produceren om hetzelfde effect te sorteren.

Joseph Goodavage (1925 – 1989) schreef erover in zijn boek ‘Astrology: The Space Age Science‘.10 Hij vermeldde dat het bel-effect werd geregistreerd op 22 mei 1960 tijdens en na de grote Chileense aardbeving. (dit was de beroemde Valdivia aardbeving met een kracht van 9,5 op de schaal van Richter- vert.) Het was waarschijnlijk de meest krachtige aardbeving die ooit werd geregistreerd sinds het officiële wereldrecord van 2 februari 1881 door de Parkfield aardbeving. Goodavage beschreef het nagalmeffect tijdens de Wereld Aardbeving Conferentie die in 1961 in het Finse Helsinki werd georganiseerd. Hij beweerde dat de schok zo hevig was geweest dat de gehele planeet klonk als een bel. Het galmen duurde geruime tijd en bestond uit een regelmatige serie van langzame impulsen die werden geregistreerd door verschillende onafhankelijke seismische waarnemingsstations. Goodavage merkte ook op dat de planeet opnieuw klonk als een bel als gevolg van de aardbeving in Anchorage in Alaska op 27 maart 1964 met een kracht van 9,2 op de schaal van Richter).

Het is maar moeilijk te geloven dat de wetenschappers met stomheid waren geslagen toen de Maan klonk als een bel – Aarde vertoont precies dezelfde tekenen.

Het concept van de holle Maan werd uitvoerig onderzocht door Don Wilson en hij deed daar verslag van in zijn boek Secrets of Our Spaceship Moon. Wilson refereert daarin aan een interview in het tijdschrift Saga van Joseph Goodavage met Dr. Farouk El Baz, voormalig geoloog bij NASA die astronauten had opgeleid. Volgens El Baz werd niet alles dat op de Maan werd ontdekt, bekendgemaakt. Hij gaf als voorbeeld dat op de Maan zeer veel onontdekte grotten zijn; dat er verscheidene experimenten werden uitgevoerd om te kijken of die grotten te maken hadden met ondergrondse ijslagen.12

Hoe verhoudt het concept van de holle Maan zich eigenlijk met het Newtoniaans concept van zwaartekracht? In ieder geval is er sprake van een kleinere Maanmassa dan door de beroemde Wet wordt voorspeld. Er is bewijs voor de beperkte doordringingscapaciteit van zwaartekracht zoals eerder is uitgelegd. Tenslotte houdt een holle Maan ook in dat de Aarde hol is. Voordat hiervoor aanvullende bewijzen worden gepresenteerd, dient er eerst nog een belangrijk gegeven te worden besproken:

Wetenschappers hebben het massamiddelpunt vastgesteld van het Aarde-Maan-systeem. Dit maakt het mogelijk om heel nauwkeurig de verhouding te berekenen tussen de massa van de Aarde en die van de Maan. Het probleem daarbij is om de massa van een van de twee lichamen te berekenen (hetzij van de Aarde, dan wel van de Maan). Maar als ze beide hol zijn, moet de dikte van de korst worden bepaald teneinde daarna het volume van de hemellichamen te kunnen berekenen. Bovendien moet bekend zijn wat de dichtheid is en het aantal en de gemiddelde grootte van de grotten.

Zonder ijzeren kernen om zich zorgen te maken, kan de gemiddelde dichtheid worden geschat op basis van de dichtheid van de korst, maar de korstdikte is moeilijk te schatten, zelfs met behulp van een paar ongelofelijke foto’s van de Aarde – waarvan er een in het volgende hoofdstuk wordt getoond.

Voetnoten bij dit hoofdstuk:

1. David R. Scott, “What Is It Like to Walk on the Moon?,” National Geographic, September 1973, p. 327.

2. Richard Lewis, The Voyages of Apollo, (New York: The New York Times Book Co., 1974), p. 218.

3. Ibid., p. 253.

4. William Gordon Allen, Overlords, Olympians, and the UFO, (Mokelumne Hill, California: Health Research, 1974), p. 110.

5. Lewis, The Voyages of Apollo, pp. 51-52.

6. Ibid., pp. 54-56.

7. “Glazing the Moon,” Time, October 3, 1969, pp. 72-74.

8. V.A. Firsoff, Strange World of the Moon, (New York: Basic Books, 1960), p. 62.

9. Don Wilson, Secrets of Our Spaceship Moon, (New York: Dell Publishing Co., Inc., 1979), p. 33.

10. Joseph Goodavage, Astrology: The Space Age Science, (West Nyack, New York: Parker Publishing Co., Inc., 1966), p. 60.

11. Wilson, Secrets of Our Spaceship Moon, p. 107.

12. Joseph F. Goodavage, “What Strange and Frightening Discoveries Did Our Astronauts Make on the Moon?,” Saga, March 1974, p. 36.

* * *

x
Binnenkort de hoofdstukken 9 en 10 hier op WantToKnow.nl/.be !!

 

2 gedachten over “Moongate: bizarre maangeologie en -atmosfeer..!

  1. Die schepster toch he, zij heeft het helemaal verkeerd gedaan 🙂
    Schept ze eerst totaal de verkeerde planten zoals coca en hennep en dan schept ze nog eens allemaal geheime projecten erbij…

    Aan de ene kant geven de redacteuren(trices) inzicht: de buitenwereld is een spiegel van uw innerlijke gedachtes en overtuigingen en aan de andere kant gaan de redacteuren(trices) dan weer op WanttoKnow hun eigen spiegels bespreken. (geheime projecten)

    Vind het wel grappig. Maar het zijn slechts de spiegels van de eigen overtuigingen.

  2. echt mooie informatie,
    ik las nergens dat alle maanmaterie ooit van de afgekoelde aardmantel afkomstig is. Ze is toch uit de aarde.?
    Nadat de zon uit de aarde is losgeraakt en zich op zijn plaats heeft gevestigd is na lange tijd ook de maan uit de aarde gekomen om de zon tegemoet e komen. De zon heeft op zijn beurt mercurius en venus geschonken. Op deze wijze is de communicatie tussen aarde en de zon volkomen geworden doordat ze loopt via de maan, mercurius en venus naar de zon. Het is een Heilig gebeuren. De wetenschap wil te rechtlijnig zijn.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.