INLEIDING en hoofdstuk 1 + 2 — Hoofdstuk 3 en 4 — Hoofdstuk 5 en 6 – Hoofdstuk 7 en 8 – Hoofdstuk 9 en 10
– HOOFDSTUK 11-
x
CONTACTPERSONEN EN MAANBEVINDINGEN
c
vertaling © Jan Smith voor WantToKnow.nl/.be
X
Adamski was amateurastronoom en woonde in Palomar Gardens, California. In 1946 nam hij een reusachtig ruimteschip waar dat boven een bergkam in de buurt van zijn huis zweefde. Dit vormde voor hem de aanleiding om heel veel tijd te spenderen om met enige regelmaat naar die dingen uit te kijken. In augustus 1947 telden hij en collega-waarnemers in een uur tijd 184 Ufo’s die langs het firmament trokken. Door dat enorme grote aantal waarnemingen in zo korte tijd en de reputatie van Adamski vroeg een aantal militairen hem naar verluidt of hij misschien wilde proberen die Ufo’s met behulp van zijn telescoop te fotograferen. Tegen 1951 had hij al meer dan 500 vliegende voorwerpen op de gevoelige plaat vastgelegd en hij werd daarmee een beroemde persoonlijkheid op het gebied van Ufo’s.
Uit rapporten bleek dat men een aantal van die schotels had zien landen in de Mojave woestijn in het oosten. In een poging beter contact te maken reisde hij in 1951 en ’52 een aantal keren naar die streken. En op 20 november 1952 maakte hij voor het eerst, zo’n 16 kilometer vanaf Desert Center in de richting van Parker in Arizona contact met een ruimteschip en zijn piloot. Het toestel landde en er verscheen een man die Adamski wenkte naar hem toe te komen.
Tijdens hun conversatie gaf de man te kennen dat een van de redenen voor hun aanwezigheid hier te maken had met atoombommen en radioactieve neerslag. Voordat hij en zijn drie metgezellen het kleinere schip hadden ontdekt, was er een veel groter, cilindervormig ruimteschip verschenen. De ruimtereiziger gaf aan dat het kleinere schip uit het grotere afkomstig was. De drie makkers van Adamski stonden op enige afstand te wachten op een teken van hem want hij had besloten dat als er contact zou worden gemaakt, het beter zou zijn dat slechts een persoon direct betrokken zou zijn.
Tijdens zijn eerste ontmoeting ging Adamski het grote schip niet binnen, maar hij kon het wel nauwkeurig aan de buitenkant bekijken. Na een klein uurtje zei de bezoeker dat hij weer moest vertrekken en even later steeg het ruimteschip weer op. Adamski gaf zijn vrienden een teken en ze maakten schetsen en afdrukken van de vreemde voetsporen van de bezoeker. Later meldden zij het voorval aan de Phoenix Gazette.
Op 13 december vloog er een klein vliegend voorwerp boven zijn huis en hij maakte er een serie foto’s van. Het naderde hem tot op een kleine dertig meter en uit een van de patrijspoorten viel het fotorolletje dat Adamski de bezoeker bij de eerdere gelegenheid had gegeven. Nadat hij de film had laten ontwikkelen, bleek dat een van de opnamen was vervangen door een of andere symbolische boodschap.
Adamski kreeg later een vlucht aangeboden in het kleine toestel om naar het grote moederschip te vliegen dat op meer dan 12 kilometer hoogte boven de planeet zweefde. Het was 45 meter in doorsnee en zeker 600 meter lang volgens een van de bemanningsleden. Aan boord zag Adamski een foto van een nog groter schip dat vele honderden meters groter moest zijn, het zag eruit als een zwevende stad. Het moederschip vloog even later naar een positie op 15 kilometer buiten de Aardse dampkring en Adamski beschreef wat hij door een van de patrijspoorten allemaal zag. Het viel hem op dat de achtergrond van de ruimte volledig zwart was, mar het leek wel alsof er overal miljoenen vuurvliegjes waren.1
Ze vlogen alle kanten op en hadden veel verschillende kleuren, het was een prachtig hemels vuurwerk. Volgens de ruimtegids gebruikte het schip de natuurkracht die wij kennen als elektromagnetisme en het beschikte zo altijd over een overvloed aan vermogen.2 Een deel daarvan verdween soms over kortere afstanden door de scheepshuid de ruimte in, maar bij andere gelegenheden ook wel tot vele kilometers in de omtrek. Het energieveld diende als een schild dat geladen deeltjes en ruimteafval afweerde door het voortdurende uitzenden van het uitzenden van een kracht. Na een uitvoerige discussie werd Adamski weer thuis afgezet door een klein ‘verkenningsvaartuig’.
Twee maanden later werd weer contact met Adamski gemaakt en werd hij meegenomen naar een ander moederschip dat dienst deed als laboratorium voor wetenschappelijk onderzoek. De mensen daar legden hem uit dat veel van de kleinere onbemande toestellen werden ingezet voor het verzamelen van gegevens ten behoeve van de onderzoeken. Er werden ook voortdurend monsters genomen van de atmosfeer die werden nagekeken op gevaarlijke radioactieve restanten van nucleaire proefexplosies. Adamski beschreef een van de onderzoeken waarbij beelden van stof of ruimteafval werden gebruikt.3 Op een scherm zag hij voortdurende deeltjes ronddwarrelen. Af en toe verscheen er fijne materie zich verbinden met een vast lichaam waarna het verdween in een nagenoeg onzichtbare toestand. De transformaties werden af en toe zo ijl dat ze schenen op te lossen en te veranderen in een pure gastoestand.
Bij het transformeren van de deeltjes, verschenen er op het scherm bepaalde hoeveelheden energie in een vaste vorm, die daarna onmiddellijk in een explosie desintegreerden. Een andere groep instrumenten registreerden de spanning en de samenstelling. De cycli van de energie en materie die met andere deeltjes een reactie aanging op het scherm was ononderbroken. Adamski merkte op dat wanneer de energie zich verzamelde in een wolk verzamelde, dat alles in de directe omgeving daardoor werd verstoord. Hij geloofde dat hij keek naar de kracht die de hele ruimte doordringt en waarvan planeten en melkwegstelsels worden geformeerd en tevens verantwoordelijk was voor de kracht die alle leven en activiteit in het Universum onderhoudt. De gids wees erop dat dezelfde kracht werd gebruikt voor de aandrijving van hun ruimteschepen.
Gedurende dit speciale bezoek kwam het moederschip dichter bij de Maan en de gids informeerde Adamski over het feit dat er volgens hun instrumenten op de Maan lucht aanwezig was.4 Hij vertelde Adamski dat lucht normaal gesproken geen belemmering vormt om een ander hemellichaam te bekijken zoals op Aarde wordt beweerd. Hij vertelde ook over de schaduwpartijen van wolkenformaties die bij gelegenheid werden waargenomen door wetenschappers op Aarde. Bovendien merkte hij op dat de zichtbare kant van de Maan maar zelden dikke bewolking heeft, maar dat de instrumenten ook hadden aangetoond dat er veel meer wolken, net als op Aarde, in de gematigde zone net voorbij de horizon voorkwamen. Hij vergeleek de voorzijde van de Maan met de woestijngebieden op Aarde, en zei dat de temperaturen er niet zo hoog zijn als de wetenschappers op Aarde wel geloofden. Hij verklaarde ook dat er een gebied rond het midden van de Maan is waarin vegetatie, bomen, dieren en mensen voorkomen.
Daarna beschreef Adamski wat hij door de scheepstelescoop kon zien.5 hij was verbaasd te ontdekken hoe volkomen ongelijk de mensen op Aarde hadden met hun ideeën over de Maan. Veel van de kraters bleken uitgestrekte valleien te zijn die worden omgeven door bergketens en hij verklaarde dat hij duidelijke aanwijzingen had dat er ooit water aan op de Maan moet zijn geweest. Zijn gids vertelde hem dat er nog steeds water in overvloed is en veel ervan ligt verborgen in de bergen aan de voorkant van de Maan. Hij wees ook p[ de eeuwenoude waterlijnen op de bergflanken die rondom de kraters liggen en Adamski ontdekte diepe groeven in de bodem die mogelijk door erosie als gevolg van hevige waterloop werden gevormd. Adamski zag zelfs vegetatie en beschreef het oppervlak als fijn en poederachtig, terwijl andere gebieden bestonden uit grotere deeltjes zoals grof zand of fijne steenslag. Hij zag ook plotseling een viervoetig harig dier rennen door het gebied dat hij op dat moment bekeek.
Op 23 augustus 1954 werd Adamski opnieuw op een reis naar de Maan meegenomen. Hij kreeg bij die gelegenheid grote hangars te zien die op de bodem van kraters waren gebouwd en waarin grote ruimteschepen stonden. Er werd bij verteld dat Maanbezoekers eerst een decompressieproces moesten doorlopen om zich te kunnen aanpassen aan de Maanatmosfeer. Het schijnt nodig te zijn om de ongemakken te voorkomen die verband houden met grote hoogten en overeenkomstige lagere luchtdrukken.
Toen ze de achterkant van de Maan bereikten, wees de gids op de met sneeuw bedekte bergtoppen en de dichtbeboste berghellingen.6 Er waren ook bergmeren te zien en rivieren die uitmondden in een groot wateroppervlak. Her en der verspreid in de valleien en tegen de berghellingen waren woongemeenschappen gevestigd en Adamski zag zelfs een wat grotere stad. Zijn gids vertelde dat de hangars (de koepelvormige gebouwen) waren gebouwd in de buurt van de steden om te dienen als goed bereikbare landingsplaatsen voor vrachtschepen die goederen aanleverden in ruil voor Maanmineralen die zij weer op de terugreis meenamen.
Adamski’s ervaringen dateren van zo’n vijftien jaar voordat de eerste mensen op de Maan aankwamen. Zijn ongelofelijke waarnemingen zullen meer bijval oogsten na het lezen van het verhaal van Howard Menger die in 1959 het boek From Outer Space to You schreef. Zijn ervaringen zijn net zo schokkend als die van Adamski.
Menger werd in 1956 meegenomen naar de Maan en zag daar koepelvormige gebouwen en een vliegtuig dat vlakbij zo’n gebouw landde. Op het volgende reisje in september landde zijn ruimteschip daadwerkelijk en hij kreeg gelegenheid voor het maken van wat foto’s. Elk van de drie foto’s die in zijn boek staan vertoont een heldere verlichte hemel. Op twee foto’s staan halfronde koepels waarover hiervoor werd gesproken. Menger beschreef de koepels als zijn 45 meter in diameter en 15 meter hoog en gemaakt van doorzichtig materiaal. De koepel steunde op een sokkel die van een of ander wit materiaal was gemaakt. Nadat het ruimtevaartuig in een van de koepels was geparkeerd, werden Menger en andere bezoekers van de Aarde naar een treinachtig voertuig geleid met plastic koepels over elk ‘rijtuig’. Het voertuig had geen wielen en hing ongeveer dertig centimeter boven een koperen baan. Nadat ze waren ingestapt gleden ze geruisloos van gebouw naar gebouw. Andere in het oog springende plekken waren onder meer de bergen, valleien en ondergrondse installaties. In een gebied van de Maan valkbij de achterkant, zag Menger een terrein dat hem deed denken aan dat van de Vuurvallei in Nevada. Daar aangekomen mochten de bezoekers hun hoofd even buiten de koepels steken. De hitte was overweldigend en Menger verklaarde: “Ik weet zeker dat niemand het daarbuiten lang zou kunnen uithouden . . .”7
Menger zag kleinere wervelwinden die over het stof in spiralen deden opwaaien. De basaltachtige bergtoppen staken scherp af tegen een okergele lucht. Hij omschreef de grond als geelachtig wit, poederachtig zand met stenen, keien en hier en daar kleinere begroeiing. Er waren nog andere bezoekers die van Aarde afkomstig waren, waaronder zelfs een paar Russen, Japanners en Duitsers.
De ervaringen en waarnemingen van deze contactpersonen zullen nu worden onderzocht in het licht van ander bewijsmateriaal.
Tijdens zijn allereerste reis door de ruimte zag Adamski vanaf een hoogte van 15 kilometer door een patrijspoort dat de ruimte volledig donker was. Dit houdt in dat sterren boven de atmosfeer niet met het blote oog kunnen worden waargenomen zoals al in hoofdstuk gesuggereerd.
Adamski zag ook het verschijnsel van de vuurvliegjes en beschreef het op precies dezelfde manier als John Glenn jaren later deed. Hoe is het mogelijk dat Adamski dit in de beginjaren ’50 heeft kunnen zien, als het verhaal van zijn reis niet waar zou zijn? Het is belangrijk op te merken dat de uitleg van de afgebladderde verf als oorzaak voor de vuurvliegjes in de ruimte waarschijnlijk een smoes van NASA is. Ufo’s zouden niet geverfd zijn om ze te beschermen tegen ruimtestof of hitte. De intensiteit van het verschijnsel van de vuurvliegjes die Adamski zag zou misschien veel groter zijn geweest dan de astronauten waarnamen. Dit zou men kunnen verwachten als hij naar de ruimte keek door het intense energieveld van het ruimteschip heen. De gids vertelde toen over de krachbron voor de voorstuwing in termen die Adamski kon bevatten. Hij verklaarde dat de energie van het schip van tijd tot tijd over kortere afstand in de ruimte straalde, maar bij gelegenheid ook over een afstand van vele kilometers. Dit verklaart waarom de astronauten het vuurvliegeffect konden waarnemen op momenten dat ze werden gevolgd of genaderd door Ufo’s. Ook de radio-interferenties en andere elektronische verstoringen zouden door dezelfde energievelden van de Ufo’s veroorzaakt worden. Tijdens zijn tweede ruimtereisje zag Adamski stof dat door dezelfde energie werd geactiveerd die het ruimteschip aandreef.
Die energiedeeltjes schijnen een negatieve lading te hebben en laten zich vergelijken met lichtfotonen. Omdat ruimtestof een enigszins positieve lading hebben, worden de negatieve deeltjes door het stof aangetrokken. Adamski zou weleens getuige hebben kunnen zijn van het feit dat deze negatieve ladingen zich opbouwden op het ruimtestof tot er een overschot ontstaat. Op dat moment schenen de stofdeeltjes te exploderen en verdwenen ze omdat de negatief geladen deeltjes snel desintegreerden. Die cyclus herhaalde zich keer op keer. Vergelijkbare verschijnselen werden in mindere mate in de Aardatmosfeer opgemerkt door wetenschapper Wilhelm Reich die de deeltjes trouwens anders betitelde: hij noemde het orgon energie.
Terwijl het ruimteschip de maan naderde, legde de gids uit dat de instrumenten de Maanatmosfeer registreerden. Hij verklaarde ook dat lucht normaal gesproken geen belemmering hoeft e vormen om een ander hemellichaam te kunnen zien. Dit standpunt werd ook al in hoofdstuk 7 geventileerd. De ruimtegids beschreef toen de schaduwpartijen van wolkenformaties die door waarnemers op Aarde waren gezien in Maanvalleien en kraters. Hij legde uit dat ze zelden een grote dichtheid hebben, maar in gematigde gebieden wel dichter kunnen worden. Bovendien beweerde hij dat de temperatuuruitersten niet zo extreem zijn als door de wetenschappers op Aarde wordt aangenomen en dat er een bewoonbaar gebied bestaat met vegetatie, bomen, beesten en mensen.
Adamski besloot zelf ook een kijkje te nemen en beschreef dingen die klaarblijkelijk nooit bekend hadden kunnen zijn voordat het ruimtevaartprogramma van start ging, tenzij zijn reis ook daadwerkelijk plaatsvond. Hij zag oude waterlijnen op berghellingen en langs de randen van kraters die pas later door de Amerikaanse astronauten werden ontdekt. Bovendien beschreef hij ook de diepe groeven in de grond en was ervan overtuigd dat die alleen konden zijn ontstaan als gevolg van hevige waterstromen uit het verleden. Los hiervan werd diezelfde conclusie ook al getrokken in hoofdstuk 8 gebaseerd op bewijsmateriaal dat door NASA was geleverd. Daarbij komt ook nog eens dat Adamski verklaarde dat een deel van het oppervlak er fijnkorrelig en poederachtig uitzag terwijl andere delen bestonden uit grof zand en fijne steenslag of grind. Dit lijkt erg veel op de omschrijving van Neil Armstrong toen hij in Mare Tranquillitatis wandelde. Adamski zag ook spaarzame begroeiing en een bontachtig viervoetig beest door zijn gezichtsveld rennen.
Op de trip naar de achterkant van de Maan in augustus 1954 kreeg hij hangars te zien die werden gebruikt voor het stallen van grote ruimteschepen. Hem werd toen verteld dat bezoekers aan de Maan eerst een decompressieproces moesten doorlopen, en dat zulks kon worden verwacht in de hoger gelegen gebieden van de Maan waar de luchtdruk aanzienlijk lager zou zijn dan op de bodem van de droge oceaanbassins.
Aan de achterkant van de Maan wees de gids hem ook op de besneeuwde toppen van de hogere bergen en op de dicht beboste hellingen, op vele meren en meertjes, rivieren en riviertjes en een groot waterbekken. Adamski zag in de vele valleien en langs de berghellingen met eigen ogen woongemeenschappen. Een bewoonde stad met mensen, gebouwen en wegen, gleed onder het ruimteschip door. Er waren hangars en ruimtehavens om te kunnen landen en de gids legde uit dat ze goederen uitwisselden tegen bepaalde Maangrondstoffen die door de Manbewoners werden gedolven. NASA heeft vastgesteld dat de Maan rijk is aan allerlei verschillende exotische mineralen en delfstoffen. Aanvullende bewijs werd door George Leonard geleverd aan de hand van NASA foto’s waarop te zien is dat de Maan wordt gewerkt en mijnbouw plaatsvindt. Het schijnt dat George Adamski op een of andere manier meer van de Maan afwist dan men ooit met de krachtigste telescopen vanaf de Aarde had kunnen waarnemen. Zijn boeken werden geschreven in de eerste helft van de jaren ’50 en de Russen hadden toen zelfs nog niet eens hun eerste satelliet in een baan om de Aarde gebracht. Zijn waarnemingen en bevindingen leveren sterk bewijsmateriaal waaruit blijkt dat hij de waarheid sprak!
De ervaringen die Howard Menger naar eigen zeggen had zijn net zo onthullend. Zijn foto’s en ervaringen veronderstellen dat de Maan een dichte atmosfeer heeft die kan worden ingeademd. Het witte, koepelachtige gebouw dat hij fotografeerde was vermoedelijk eenzelfde soort gebouw als de hangar uit het relaas van Adamski.
Hij beschreef een voertuig zonder wielen dat boven een koperen weg hing, hetgeen mogelijk zou kunnen wijzen op een soort anti-zwaartekracht principe gebaseerd op elektriciteit. Geloof het of niet, maar er bestaan al vele Amerikaanse patenten waaruit blijkt dat een dergelijk voortstuwingssysteem al bekend is! Een deel van die informatie zal in het hoofdstuk over antizwaartekracht worden besproken. Toen Menger bij het terrein aankwam dat hem aan Nevada deed denken, beweerde hij eigenlijk dat hij de Maanatmosfeer had ingeademd. Zoals verwacht hield hij staande dat de hitte buitengewoon groot was, maar dat de luchtdruk duidelijk voldeed voor het in stand houden van leven!
Hij nam ook wind waar, een gele hemel recht boven zijn hoofd en een geeloranje-achtige hemel langs de horizon. De kleuren duiden erop dat de atmosfeer op die breedtegraad mogelijk dikker zou zijn dan op Aarde. Wanneer licht door de atmosfeer schijnt, verschuift het naar langere golflengten. De gele hemel is een aanwijzing voor een langere golflengte dan het blauw op Aarde. Op een zelfde manier duidt de oranje-achtige gloed boven de horizon op een nog verder verschuiving naar nog langere golflengten als gevolg van de dikte van de atmosferische laag wanneer je kijkt in de richting van de horizon. Mengers omschrijving van het oppervlak was gelijk aan die van Adamski: een geelachtig, wit, poederachtig zand met steentjes en lage begroeiing.
De waarnemingen van deze contactpersonen ondersteunen de bevindingen van William Brian die deze informatie verkreeg door het bestuderen van de activiteiten binnen het ruimtevaartprogramma. Deze mannen verschaften ons consistente en eenduidige informatie. De meeste van hun bevindingen konden ze onmogelijk hebben gemeld, zonder zelf op de Maan te zijn geweest. Omdat hun boeken en verslagen meer dan 10 jaar voordat de eerste mens op de Maan landde, zijn hun verhalen zeer waarschijnlijk waar. Maar zelfs zonder al deze waardevolle informatie afkomstig van mensen die door buitenaardsen werden meegenomen, staat al het bewijs over de aanwezigheid van een substantiële atmosfeer en een grotere zwaartekracht op onze Maan, op zichzelf.
Er zijn nog heel veel onopgehelderde vragen, maar dat was natuurlijk te verwachten. Het onderwerp dat in dit boek wordt gepresenteerd is nu niet iets dat de auteur eventjes op een achternamiddag via de officiële kanalen heeft meegekregen, alle informatie werd tot nu toe onder tafel gehouden en zwaar bewaakt.
In het volgende hoofdstuk wordt de tot nu toe behandelde informatie gecombineerd met aanvullend materiaal om zo tot een reconstructie te komen van de geschiedenis van onze Maan. Die historie schijnt nauw verband te houden met vele andere planeten in ons Zonnestelsel.
Voetnoten bij dit hoofdstuk:
1. George Adamski, Inside the Space Ships, (New York: Abelard-Schuman Inc 1955), p. 76.
2. Ibid., p. 78.
3. Ibid., pp. 153-154.
4. Ibid., pp. 157-158.
5. Ibid., pp. 160-161.
6. Ibid., pp. 227-228.
7. Howard Menger, From Outer Space to You, (Clarksburg, W. Va.: Saucerian Books, 1959), p. 155.
x
* * *
– HOOFDSTUK 12 –
MALDEK EN DE MAAN
vertaling Jan Smith © 2011 WantToKnow.nl/.be
x
In het hoofdstuk over de geologie van de Maan werd bewijs aangevoerd dat de meeste Maankraters mogelijk niet zijn veroorzaakt door vulkanische activiteit of de inslag van meteorieten. Ook zouden ze niet gevormd zijn door nucleaire wapens die tot nu toe op Aarde bekend zijn. Het lijkt vreemd dat juist in de Maanoceanen nauwelijks enige kraters van betekenis voorkomen., vooral omdat ze een redelijk groot deel van de voorkant van de Maan beslaan, terwijl juist de achterkant nauwelijks zeeën heeft en tegelijkertijd wel volledig is bedekt met kraters. Deze onevenwichtigheid steunt de theorie van toevallige meteorietinslagen geenszins.
De foto die door de bemanning van Apollo-17 werd genomen geeft een duidelijke indruk van het ontbreken van een willekeurig patroon: het linkerdeel van de Maan op deze foto is naar de Aarde gericht – met meerdere uitgestrekte vlakke gebieden, terwijl de andere helft de behoorlijk pokdalige achterkant van de Maan betreft.
Zoals al eerder opgemerkt, liggen de oceanen, de ‘mares’ een stuk lager dan de rest van het Maanlandschap. Bovendien is er bewijs van wat lijkt op opgedroogde rivierbeddingen die valleien doorkruisen en uitmonden in die zeeën. Al dit bewijs veronderstelt dat de mares mogelijk oceanen en zeeën zijn geweest voordat het Maanoppervlak werd vernietigd. Als dat zo zou zijn dan zouden ze dus voor het overgrote deel onbewoond moeten zijn en ingeval van een oorlog, zou er geen enkele reden zijn om die uitgestrekte vlakten te bombarderen met nucleaire wapens. Dit doet weer veronderstellen dat veel van de Maankraters, groot en klein het resultaat zouden zijn van een oorlog waarbij ongelofelijk krachtige wapens zijn ingezet en welke juist gericht waren op onbewoonde gebieden.
Er werden ook kraters ontdekt op Mars, Mercurius en op enkele van de manen van Jupiter. Als planeten fragiele structuren zouden zijn met relatief dunne schillen, zou een nucleaire explosie die met gemak een krater slaat van zo’n 160 kilometer in doorsnee, met hetzelfde gemak die dunne schil openbreken van een planeet zo groot als de Aarde. Om die reden is het ondenkbaar dat de Maankraters allemaal het gevolg zouden zijn van een van dergelijke oorzaken.
Veel wetenschappers geloven dat de asteroïdengordel bestaat uit de restanten van een planeet die explodeerde. Het puin beweegt in dezelfde rondlopende baan als de planeten van ons Zonnestelsel en lijkt op de juiste afstand van de Zon te zijn gelokaliseerd waar een planeet zou kunnen worden verwacht. Maar de verklaring voor wat de oorzaak van de explosie van de planeet zou kunnen zijn, blijf in ieder geval voor de conservatieve wetenschap een compleet raadsel.
Een planeet zou met gemak tot puin kunnen worden gereduceerd door met zeer geconcentreerde deeltjesbundels te richten op een aantal punten diep in de schil. Hierdoor zouden explosies kunnen ontstaan die de hele planeet uiteen zou rukken. Ook zou een wijdverspreide deeltjesbundel met een diffuus patroon met een minimale binnendringing een alternatief kunnen zijn waarmee duizenden vierkante kilometers planeetoppervlak zouden worden vernietigd en relatief ondiepe kraters zouden achterblijven.
Als er sprake is geweest van een interplanetaire oorlog waarbij Mars en Mercurius betrokken zouden zijn, ligt het voor de hand dat ook de Aarde zou worden gebombardeerd. Het is veelzeggend dat er Maanachtige kraters zijn aangetroffen langs de kustlijn van de Verenigde Staten, Noord-Canada en andere delen van onze planeet.
De vernietiging van de planeet Maldek, waardoor de asteroïdengordel zou zijn ontstaan, zou mogelijk een paar grotere en kleinere kometen en meteorieten hebben veroorzaakt die vandaag de dag nog steeds in het Universum rondslingeren. Het is alleszins redelijk aan te nemen dat de huidige asteroïdengordel nog slechts een klein deel van de oorspronkelijke totale hoeveelheid puin herbergt.
Delen van Maldek zouden in alle richtingen zijn weggeschoten. Een aantal ervan konden buiten de aantrekking van onze Zon blijven en de rest kwam naar men aanneemt terecht in excentrische banen in verschillende vlakken rond de Zon. Omdat de planeten en de asteroïdengordel in hetzelfde vlak liggen, doorsnijdt het puin de omloopbanen van al onze planeten. Dat vormt een voortdurende bedreiging voor de veiligheid van iedere planeet in ons Zonnestelsel.
Als er in het geheugen van de mens herinneringen zouden liggen aan een interplanetair treffen zouden daarvan ongetwijfeld verslagen of legenden bestaan.
Immanuel Velikovsky (1895 – 1979) bestudeerde historische teksten, folklore, archeologische vondsten, heilige teksten en literatuur van vele culturen op zoek naar een catastrofale gebeurtenis in het verre verleden. Op basis van zijn uitgebreide onderzoek concludeerde hij dat er tussen 3.500 en 2.600 jaar geleden een catastrofe van epische omvang moet zijn voorgevallen. De resultaten van zijn studie verwerkte hij in zijn boek Worlds in Collision, dat in 1950 werd uitgegeven.
Velikovsky vermoedde dat zo’n 35 eeuwen geleden Venus en Aarde bijna met elkaar in botsing kwamen. Het leek op een komeet en produceerde enorme tsunami’s die grote gebieden tot op zeer grote hoogte onder water zetten. De komeetstaart bracht verwoestende effecten met zich toen de planeet Aarde deze passeerde. Tijdens deze ontmoeting met Venus, zo leren de verhalen ons, kwam de Zon gedurende enkele dagen tot stilstand en stopte de planeet Aarde met draaien. Aan het eind van deze periode begon de Aarde in tegenovergestelde richting te roteren. Voor die tijd was de Zon in het Westen opgekomen en ging zij altijd in het Oosten onder.
Velikovsky beweerde dat de planeet Mars rond het jaar 700 vC een enorme schade heeft aangericht bij een bijnabootsing met planeet Aarde. Mars kwam ook heel dichtbij Venus waardoor beide hemellichamen in hun huidige omloopbanen terecht zijn gekomen. Velikovsky’s controversiële ideeën riepen de woede en afkeer op van de gehele wetenschappelijke gemeenschap en hij werd wreed en zonder scrupules belachelijk gemaakt en neergesabeld. Ontdekkingen tijdens het ruimtevaartprogramma van NASA en de Russen ondersteunen overigens enkele van de verklaringen die Velikovsky afgelegd heeft. In het boek Velikovsky Reconsidered wordt hierop dieper ingegaan.
Velikovsky droeg ook bewijsmateriaal aan uit eeuwenoude verslagen waarin staat dat de Maan voor een relatief korte periode satelliet van de Aarde is geweest. In een artikel van de hand van Velikovsky getiteld Earth Without a Moon dat is opgenomen in het hierboven genoemde boek, citeert hij aanwijzingen in het verre verleden zijn gemaakt door onder meer Aristoteles, Democritus, Anaxagoras, Apollonius Rhodius, Plutarchus, de Assyriërs, Indianen en zelfs opmerkingen uit de Bijbel, waarin melding wordt gemaakt van een tijdvak waarin de Aarde geen Maan zou hebben. Dat was heel lang geleden, maar toch nog aanwezig in het geheugen van de mens.
Daarom is het dus wel degelijk mogelijk dat de Maan pas in haar baan om de Aarde is gekomen nà de verwoesting van planeet Maldek. Misschien was hij zelfs wel de Maan van Maldek geweest voordat de catastrofe plaatsvond. Als dat zo is, dan is ook de Maan zwaar gebombardeerd geweest. Een van de grootste kraters op de Maan zou mogelijk het resultaat kunnen zijn geweest van planetaire puinresten die erop te pletter sloegen, maar het ontbreken van sporen van inslagen in de oceaanvlakten en ander bewijsmateriaal wijst toch in de richting van de theorie over doelbewust gebruik van kernwapens.
Nadat Maldek vernietigd was, ving Venus een groot gedeelte van de brokstukken op en leek daardoor op een grote komeet. Het is echter niet gemakkelijk om een verklaring te geven voor het feit dat Mars plotseling van baan veranderde en in een zodanige baan terechtkwam die zou kruiden met die van Aarde en Venus, uitgaande van louter natuurlijke oorzaken.
Een andere mogelijke uitleg voor deze cataclysmische gebeurtenissen die Velikovsky ontdekte is het te dichtbij de Aarde komen van fragmenten van de vernietigde Maldek, die door waarnemers abusievelijk voor Mars en Venus werden gehouden.
Als de relatief gezien, nog maar kort geleden in haar huidige baan rond de Aarde terecht is gekomen, en de baanwisselingen van Aarde, Mars en Venus inderdaad op de manier hebben plaatsgevonden zoals Velikovsky suggereert, dan kan het bijna niet anders of er moet op een of andere manier een intelligentie achter hebben gezeten. De Maan heeft een aantal zeer eigenaardige karakteristieken voor wat betreft haar baan die niet zonder meer als toeval kunnen worden bestempeld. Zij draait op een zodanige constante afstand om de Aarde alsof het lijkt of ze dezelfde diameter heeft als onze Zon. Dat op zich is al ongelofelijk, maar het is nog verbazingwekkender dat we de achterkant van onze satelliet nog nooit te zien hebben gekregen. Dat komt omdat de Maan in ongeveer 28 dagen rond onze planeet draait en om haar eigen as roteert in precies dezelfde tijdspanne.
Als deze twee perioden niet gelijk zouden zijn, dan zou de achterkant regelmatig te zien zijn geweest! Er kleeft een belangrijk voordeel aan de manier waarop de Maan in haar baan rond onze planeet beweegt. Als zij zodanig rond haar eigen as zou draaien dat beide helften naar de aarde zouden zijn toegekeerd, dan zou de zwaartekracht van Aarde een verwoestende vloedgolf hebben veroorzaakt in de wateren op de Maan. Deze kenmerken van de baan van de Maan rond de planeet Aarde wijzen op een mogelijk intelligent in elkaar gezet plan teneinde de getijdenkrachten van Aarde in toom te houden.
Als Maldek door een oorlog zou zijn verwoest, waren er in die tijd al ver ontwikkelde wapens met ongelofelijk verwoestende krachten aan het werk; daarom kan het bijna niet anders zijn dan dat de controle over de zwaartekracht in handen moet zijn geweest van betrokken beschavingen.
Teneinde in staat te zijn dergelijke ongelofelijke planetaire verplaatsingen te bewerkstelligen, moeten er reusachtige ruimteschepen bij betrokken zijn geweest met ongehoord grote levitatie mogelijkheden of zwaartekrachtstralen. Dezelfde apparaten zouden ook gebruikt kunnen zijn om de rotatierichting van de Aarde om te draaien.
De baanveranderingen die Velikovsky in zijn boek beschrijft zouden ook plotselinge geologische en klimatologische veranderingen hebben kunnen veroorzaken. In zijn latere boek Earth in Upheavel levert Velikovsky krachtig bewijs voor deze plotselinge veranderingen. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat vroegere tropische gebieden, tegenwoordig in de koudere poolstreken liggen. Er zijn bevroren mammoeten aangetroffen met in hun bek en ingewanden tropische plantenresten. Een zes maanden oud mammoetje werd in diepgevroren toestand in 1977 in Siberië gevonden.1
Wetenschappers van de Universiteit van Rochester gebruikten een speciale spectraaltechniek voor het bepalen van de leeftijd van het beestje en zij kwamen tot de conclusie dat het ongeveer 27.000 jaar terug moet zijn bedolven. Deze datum ligt verbazingwekkend dicht bij de door astronoom Thomas Gold veronderstelde opwelling van onze Zon die minder dan 30.000 jaar geleden gedurende zo’n 10 tot 100 seconden moet hebben aangehouden waarbij onze Maan volledig werd verschroeid. Dit alles zou weleens direct dan wel indirect kunnen zijn veroorzaakt door de vernietiging van Maldek.
Het is mogelijk dat er in die tijdsperiode lange tijd achtereen sprake is geweest van een combinatie van catastrofale gebeurtenissen. Velikovsky’s data van 3.500 en 2.600 jaar geleden lijken te recent te zijn om de ondergang van Maldek te kunnen verklaren, net als de verplaatsing van de Maanbaan om de Aarde. Als er echter sprake is geweest van een planetair plan dat op enig moment moest worden uitgevoerd, dan werden Venus, Mars en Aarde mogelijk verplaatst in de tijdsperioden die Velikovsky aangeeft en waren de rampzalige gebeurtenissen waarover hij het heeft daarvan het onvermijdelijke gevolg.
Anderzijds is het ook mogelijk dat fragmenten van Maldek of meteorieten de oorzaak zijn geweest van die gebeurtenissen.
Mogelijk heeft een cataclysmische gebeurtenis 27.000 jaar geleden toch de dood ingeluid van het jonge mammoetje dat in 1977 werd teruggevonden. Voor die tijd had heel Siberië wellicht een tropisch klimaat en zijn er 3.500 en 2.600 jaar terug wel gelijksoortige ramen voorgekomen. En dan is er ook nog de mogelijkheid dat de langharige mammoet allang voor die gebeurtenissen was uitgestorven.
Het lijkt wel alsof de film Star Wars kennelijk gebaseerd werd op het verhaal over Maldek. De plot lijkt trouwens ook sprekend op het bijbelse verhaal over de hemelse oorlog van Lucifer. Toevallig werd een deeltjesstraal of laserwapen gebruikt om de planeet Alderaan te vernietigen. De Verenigde Staten en Rusland hebben inmiddels dergelijk wapentuig ontwikkeld en uitgetest. Het lijkt erop dat de plot uit Star Wars veel dichter bij de realiteit van deze tijd ligt dan de meeste bioscoopbezoekers voor mogelijk hebben gehouden. Hoewel het verhaal over Maldek nog niet met zekerheid is bevestigd, is er toch genoeg bewijsmateriaal voorhanden waaruit duidelijk naar voren komt dat deze verschrikkelijke oorlog waarin onze Maan zo’n belangrijke rol heeft gespeeld, mogelijk toch heeft plaatsgevonden.
Voetnoot bij dit hoofdstuk:
1. Arthur Fisher, “Science Newsfront – A Woolly Mammoth Story,” Popular Science, April 1980, p. 15.
***
Binnenkort de laatste 2 hoofdstukken van ‘Moongate’.
Ik vind dit echt een spannend boek.
Af en toe schijnt het een gloednieuw boek te zijn, zo actueel.
Dat komt omdat de maan me buitenmatig interesseert natuurlijk.
Maar ook doordat ik begrijp waar het over gaat. Een paar jaar geleden wist ik nog niet waar het allemaal over ging. Nu wel.
Holle aarde. Heel goed mogelijk.
Bewoonde maan. Heel goed mogelijk.
Buitenaardse interventie. Heel goed mogelijk.
Ik ben er ook al een tijdje zeker van dat we geen (dreigende) kernoorlog krijgen.
Daar geloof ik niet meer in. Zelfs de meest oorlogszuchtigen willen wel overleven.
En wat mij betreft. Ik heb de sterke overtuiging dat op deze wereld de meest moorddadige wezens leven van het hele universum en wel die op 2 benen rondlopen of geacht worden te lopen.
Ook binnen de Wet van Tijd is er sprake van een ‘opblazing’ van Maldek, en dat het probleem naar Mars werd verplaatst, daar de boel fout ging en toen naar de Aarde werd koersgezet. Kan wel eens opzoeken waar ik dat precies heb gelezen…
Alle oplichters bij elkaar in deze artikelen. Chapeau !
@Jan H, vertel eens, ik snap niet helemaal wie/wat je bedoelt.
@Simba, snap dat nou. Hij licht zijn hoed op. 🙂
Of hij bedoeld de lichtwezens. Kan natuurlijk ook. Of misschien is hij zelf verlicht? Daar licht een mens van op, toch?
Erg interessant, bedankt voor het publiceren
Guido, is het mogelijk om de laatste 2 hoofdstukken te plaatsen?
gr Huub
Gerelateerd boek wat echt een aanrader is: The Cosmic War van Joseph P. Farrel.
Idem voor zijn “The Giza Deathstar” trilogie.
Eigenlijk zijn al zn boekn gewoon keigoed! :d
goeie hoofstukken over Moongate
waar vind ik hoofdstukken 13 en 14 ?
bij voorbaat dank
Martin
http://www.wanttoknow.nl/dossiers/universum/ingo-swann/
Hier staan ze allemaal Martin; plezier ermee!