Zie hier de eerdere hoofdstukken van ‘Moongate’..
x
– HOOFDSTUK 5 –
x
Ervaringen van astronauten op de maan
x
vertaling Jan Smith 2011 voor WantToKnow.nl/.be
x
Onder een zwaartekracht van 1/6 weegt alles 1/6 of 16,7% van de aantrekkingkracht hier op aarde. 83% minder dus! Een man van 82 kilo weegt dan nog slechts 14 kilo. In tal van geschriften, boeken en artikelen speculeerden de auteurs al lang voordat er sprake was van een ruimtevaartprogramma als het Apollo-project, over de atletische capaciteiten van de astronauten. Zij gingen daarbij allemaal uit van een zwaartekracht die 1/6 was van die op Aarde. Het publiek bereidde zich voor op een aantal van deze spectaculaire atletische prestaties toen de astronauten op de Maan aankwamen, maar er gebeurde helemaal niets. Je herinnert je vast nog wel de televisiebeelden van de astronauten die over het Maanoppervlak bewogen en als dat zo is, daag ik je uit een paar buitengewone prestaties van die mannen op te noemen. Feitelijk was daar absoluut geen sprake van.
In de november uitgave in 1967 van het maandblad Science Digest verscheen een artikel van de hand van James R. Berry getiteld How to Walk on the Moon1. Daarin voorspelde Berry dat “de mens in staat zou blijken om slowmotion sprongen te maken van meer dan 4 meter hoog, achterwaartse sprongen en andere opzienbarende gymnastische bewegingen kon maken en zich zonder moeite aan de armen optrekken langs ladders of palen.”
In het artikel U.S. on te Moon dat in 1969 in U.S. News & World Report verscheen, stond een andere voorspelling:
“…met een Maanzwaartekracht van 1/6 van die van de Aarde kan een slagman in een honkbalwedstrijd met gemak een homerun slaan van meer dan 800 meter. Een golfer zou de bal tot ver over de horizon kunnen slaan.2”
Even serieus!
De hoogte die een voorwerp kan bereiken in een zwaartekrachtveld hangt af van de beginsnelheid. Als een voorwerp in 1/6-zwaartekracht dezelfde beginsnelheid zou hebben als op Aarde, zou het zes keer zo hoog komen. Als de beginsnelheid van een voorwerp dubbel zo snel zou zijn dan de Aardse snelheid, zou het 24 keer zo hoog komen en als die snelheid driemaal zo groot zou zijn, zou de bereikte hoogte 54 keer meer zijn dan op Aarde.
Een mens springt verticaal omhoog door het buigen van de knieën en daarna de dijbeenspieren tot het uiterste te strekken. Hierdoor komt hij met een bepaalde beginsnelheid los van de grond. Als een astronaut in een 1/6 zwaartekrachtveld met dezelfde inspanning als op Aarde omhoog zou springen, zou de beginsnelheid groter zijn dan op de planeet – hij zou daardoor meer dan zes keer hoger springen.
Om de relatieve springcapaciteiten van astronauten onder een 1/6 zwaartekracht te demonstreren, is hier gekozen voor een wat conservatieve benadering.
Een bijkomend aspect dat mogelijk voor wat complicatie kan zorgen is het gewicht van de ruimtepakken en rugpakketten die de astronauten droegen toen ze buiten de capsule waren. NASA beweerde dat die volledige uitrusting 84 kilo woog. Dat is een verschrikkelijk gewicht om op Aarde te moeten meezeulen, maar het zou in de Maanzwaartekracht van 1/6 geen enkel probleem opleveren.
Er vanuit gaande dat de astronauten gemiddeld 84 kilo wogen en hun uitrusting ook, zou het totale gewicht op de Maan uitkomen op slechts 28 kilo. Dat is nog altijd slechts 1/3 van het lichaamsgewicht van de astronaut op Aarde. De astronauten zouden zonder al teveel inspanning in staat geweest moeten zijn om veel hoger te springen dan op Aarde, dan ze voor de camera lieten zien. Er zijn atleten die, als ze hun best doen, meer dan 1 meter omhoog kunnen komen, kijk maar eens naar het begin van een basketbalwedstrijd.
Die lui vormen natuurlijk een uitzondering, maar een gemiddelde mens – in goede conditie verkerend – kan makkelijk vanuit stilstand een hoogtesprong maken van zo’n 50 centimeter. Men mag er vanuit gaan dat de astronauten hiertoe op Aarde ook in staat waren. Na het bekijken van de beelden waarop de verticale sprong van astronaut John Young tijdens de Apollo-16-missie te zien is, kan men van mening verschillen over de bewegingsvrijheid van zijn ruimtepak en de hoogte die hij tijdens zijn sprongen bereikte.
Op Aarde kan een verticale sprong van een halve meter vanuit stilstand worden uitgevoerd door een persoon van 84 kilo een opwaartse kracht te laten ontwikkelen van ongeveer 0,5 kilogramkracht (ca. 5 Newton). In Appendix F van het oorspronkelijke boek staan de vergelijkbare relatieve spronghoogtes van een astronaut met een last op zijn schouders die gelijk is aan zijn lichaamsgewicht onder 1/6 zwaartekracht en die van een astronaut op Aarde zonder die last. Er werd bij elk van de sprongen uitgegaan van een identieke opwaartse kracht. Omdat voor een sprong vanuit stilstand de knieën slechts lichtjes gebogen hoeven te worden, ondervonden de astronauten geen noemenswaardige belemmeringen door hun maanpakken. De televisiebeelden van John Young op de Maan laten duidelijk zien dat hij zijn armen en benen normaal kon gebruiken om goed te kunnen springen.
De ratio van de relatieve sprongcapaciteiten die in Appendix F wordt berekend, is 4. Dat betekent dat Young, zelfs in een volledige astronautenuitrusting, meer dan 1,80 meter hoog had moeten kunnen springen als de Maan een zwaartekracht zou hebben gehad van 1/6 van die van Aarde. In werkelijkheid kwam hij door al zijn inspanningen niet veel hoger dan zo’n halve meter van de grond. De beelden laten ook zien dat Young meerdere pogingen ondernam om zo hoog mogelijk te springen, maar zonder succes – hij kwam niet hoger dan die schamele halve meter.
Op de foto is Young op het hoogste punt van een van sprongen. Kijk eens naar de bovenkant van zijn helm ten opzichte van de vlag. Critici zouden kunnen aanvoeren dat hij niet echt zijn best deed om hoog te springen en dat hij met opzet wat kalmer aan deed. Maar als dat het geval was geweest, was hij op Aarde zonder backpack en met een soortgelijke inspanning misschien maar 10 of 15 centimeter van de grond gekomen. Dit was waarschijnlijk Youngs laatste kans om te laten zien dat de Maan een lage zwaartekracht heeft. Waarom zou hij geen indruk hebben willen maken door de wereld te laten zien dat hij met een kleine inspanning meer dan 1,5 meter hoog kon springen? Een dergelijke sprong zou toch het ultieme bewijs leveren dat de Maan een kleine zwaartekracht had? En het risico op een blessure zou onder die omstandigheden uitermate klein zijn, zelfs met volledige bepakking.
Een lichter maanpak..?
Met de kennis dat de astronauten op de Maan maximaal 50 centimeter hoog konden springen en uitgaande van het door NASA opgegeven gewicht van de uitrusting, komt de berekening voor de zwaartekracht in Appendix G uit op 50% van die van planeet Aarde en dat is nog aan de voorzichtige kant. Als NASA het echte gewicht van de astronautenuitrusting heeft overdreven, zou de zwaartekracht op de Maan nog aanzienlijk groter zijn. Bewijs dat hierna wordt aangedragen, suggereert dat de uitrusting van de Maanreizigers niet zwaarder kan hebben gewogen dan zo’n 35 kilo.
In Appendix H werd de maanzwaartekracht berekend op 71% van die van Aarde op basis van de volgende aannames:
– John Young sprong 50 centimeter hoog op de Maan;
– het gewicht van zijn ruimtepak op Aarde bedroeg 35 kilogram; en
– op Aarde kon hij zonder die last met gemak een halve meter hoog springen.
Hoezo, belemmeringen?
In veel publicaties wordt de indruk gewekt dat de Maanpakken die de astronauten van Apollo-11 aan hadden hen sterk belemmerden in hun bewegingen. Maar uit de volgende informatie, die we haalden uit Wilfords boek We Reach the Moon blijkt dat dit niet noodzakelijkerwijs het geval was.3 Wilford maakte melding van het feit dat Neil Armstrong van mening was dat hij in het ruimtepak en met de backpack die hij droeg best wel goed kon bewegen onder de 1/6 zwaartekracht van de Maan.
Het kostuum woog op Aarde 84 kilo en was flexibel genoeg om er op het Maanoppervlak mee te kunnen lopen, graven, klimmen en instrumenten neer te zetten. Wilford wijst er ook op dat de astronauten het lopen en werken op de Maan als minder belastend ervoeren dan aanvankelijk was aangenomen en dat ze makkelijk met kangoeroesprongen rondhuppelden.
De idee van een 1/6 zwaartekracht geeft problemen als je probeert uit te leggen hoe de astronauten zich werkelijk bewogen en dat vergelijkt met het verwachtingspatroon. De moeilijkheden bij het springen kunnen niet worden toegeschreven aan een belemmering door het overmatige gewicht van de uitrusting. Daarentegen kan een substantieel grote zwaartekracht van de Maan wel degelijk voor dergelijke problemen hebben gezorgd.
Strikte regie
In het licht van alle tot nu toe gegeven informatie is het misschien geen verrassing dat de veiligheidsmaatregelen ook van toepassing waren op de gesprekken tussen de astronauten onderling, alsmede op de conversatie met de mensen van Mission Control. De astronauten waren altijd in staat ongewenste uitspraken te wissen of aan te passen alvorens die naar de Aarde werden doorgeseind. Er zat een vertraging tussen het tijdstip dat MC de informatie ontving en het moment dat de televisiekijker die te horen kreeg.
Hieronder volgt een samenvatting uit het boek The Voyages of Apollo door Lewis waaruit de mate van controle naar voren komt die tijdens de Apollo-missie werd uitgeoefend.4 Hij maakt daarin duidelijk dat alle taken die de astronauten moesten uitvoeren al van tevoren waren ingepland. De ontdekkingsreizigers werden geacht zich aan dat plan te houden zoals van een acteur wordt verwacht dat hij zich aan zijn tekst houdt. Iedere beweging stond van tevoren vast, was geklokt, opgenomen en iedere afwijking van dat plan moest worden uitgelegd en gerechtvaardigd. Eigenlijk werd elke gebeurtenis en beweging bepaald door het vluchtplan – een script dat zo dik was als een telefoonboek.
Het schijnt dat zelfs de dialogen zorgvuldig waren gepland, in het bijzonder wanneer de astronauten wisten dat ze werden gefilmd of opgenomen voor ‘directe’ tv-uitzendingen. Dit wordt later duidelijk als de term ‘a hot mike’ ter sprake komt.
Discrepanties
Apollo-12 was een uitgebreidere missie dan de allereerste Maanlanding. Terwijl Armstrong en Aldrin slechts 2,5 uur op de Maan doorbrachten, zouden Conrad en Bean in totaal meer dan 7 uur doen over een wandelingetje van een paar honderd meter op de Maan. Bij deze missie was sprake van veel wetenschappelijke experimenten, inclusief een zonnewindcollector van aluminiumfolie die in het hoofdstuk over de atmosfeer ter sprake zal komen.
De eerste discrepantie tijdens de Apollo-12 missie die duidelijk wijst op een grote maanzwaartekracht, deed zich voor net nadat Conrad de laatste paar centimeters vanaf de ladder van de Maanlander op de Maanbodem was gesprongen. Hier volgt een samenvatting uit een verslag over het voorval door Lewis.5
“Toen Conrad op het landingsplatform van de Maanlander stond, verklaarde hij dat de laatste stap destijds voor Neil misschien een kleine stap was geweest, maar voor hem was het een hele grote. Daarna stapte hij van het platform en zei dat hij eigenlijk wel lekker kon lopen, maar voorzichtig moest zijn en goed moest opletten met wat hij deed. Terwijl Conrad opschepte over onvoorziene gebeurtenissen, waarschuwde Bean hem ervoor niet voorover te vallen omdat hij wat al te ver naar voren bleek te hellen. Klaarblijkelijk was het moeilijk om na een val in het Maanpak weer op te krabbelen. Conrad merkte toen op dat hij niet dacht dat Bean in staat zou zijn zich zo snel voort te bewegen als hij zelf had gedacht.”
Bij bovenstaand incident lijkt het wel alsof Conrad iets zei over de uiteindelijke sprong van 1 meter omdat hij refereerde aan Neil Armstrongs sprong naar het oppervlak en niet de directe stap naar de laatst tree van de ladder. Vanaf 1 meter springen onder 1/6 zwaartekracht komt op Aarde neer op het springen vanaf een hoogte van 2 meter. Zelfs met de zware bepakking zouden de astronauten een sprongetje van slechts 90 centimeter hoogte nauwelijks hebben gevoeld. Ze moeten in staat zijn geweest zichzelf zonder moeilijkheden zelfs aan hun armen naar beneden te laten glijden.
Toen Conrad op de bodem begon te lopen zal hij misschien wel wat last hebben ondervonden van zijn gewicht. Maar zelfs met het veronderstelde zware gewicht van hun uitrusting moeten de astronauten eigenlijk bitter weinig problemen hebben gehad om op te staan als ze waren gevallen in 1/6 zwaartekracht. Ze zouden gewoon in staat zijn geweest de nodige kracht te hebben om zichzelf op te richten omdat hun totale gewicht op de Maan slechts zo’n 30 kilo moet zijn geweest.
De hier aangedragen bewijzen zeggen niets over een 1/6 zwaartekracht; ze wijzen daarentegen in de richting van een zwaartekracht die dicht bij die van de Aarde ligt!
Op 12 december 1969 verscheen er een foto in ‘Life Magazine’ waarop Apollo-12 astronaut Allan Bean een haltervormig instrument draagt dat naar verluidt zo’n 90 kilo moet hebben gewogen.6 Het onderschrift dat het een Maangewicht had van slechts 13 kilo komt niet overeen met de foto waarop duidelijk te zien is dat de 2,5 centmeter dikke stang in het midden behoorlijk doorbuigt. De video-opname van dit voorval is zelfs nog duidelijker. Terwijl Bean met het instrument over de Maanbodem loopt veert de stang op en neer door de zware gewichten aan beide uiteinden. Uit de bewegingen van Bean viel ook op te maken dat het hier ging om een redelijk zware last die hij moest dragen.
Eigenaardige training van de astronauten..!
Voordat we de overige Apollo-missies onder de loep nemen, is het waardevol om eens te kijken naar de training die de astronauten kregen voor hun uitstapjes op de Maan. Als een 84 kilo wegende astronaut een backpack met een life-supportsysteem en een ruimtepak draagt, komt het totale gewicht van man en bepakking uit op 168 kilo op Aarde en op de Maan zou dat een gewicht betekenen van ongeveer 28 kilo.
Bij een simulatietraining van de Maanomstandigheden op Aarde moest het gewicht van de astronauten tot ongeveer een derde van zijn normale Aardse gewicht worden teruggebracht. Elke poging om de 1/6 zwaartekracht na te bootsen had onder water moeten plaatsvinden of door middel van een speciale ophanging zodat het gewicht van de astronaut en zijn bepakking lichter zou aanvoelen bij het op en neer bewegen. Beide methoden werden door NASA toegepast. In 1964 ontdekten wetenschappers in de staat Oregon een plek die zou kunnen dienen als ‘Maanworkshop’ zonder de noodzaak van water of speciale ophangingen, hetgeen verwondering wekte.
De astronauten werden naar het gebied nabij Bend in Oregon gestuurd om aan de Maanomstandigheden te wennen. En Walter Cunningham was de eerste om het Maanpak uit te proberen, compleet met het life-supportsysteem en een aantal speciale gereedschappen die door Armstrong en Aldrin waren gebruikt ten tijde van hun Maanmissie. Tijdens een van de eerste testen verloor Cunningham zijn evenwicht en stootte bij het vallen zijn duim waarbij een paar kleine gaatjes in zijn Maanpak ontstonden en de luchtdruk in zijn pak terug liep. Kennelijk was men daar bezig met een volledige simulatie in Maanpakken die onder druk stonden.
Als dat het geval was, hoe kon NASA daarna dan nog het gewichtsprobleem bagatelliseren? Het is gewoon niet mogelijk om op deze manier omstandigheden van 1/6 zwaartekracht na te bootsen. Zelfs als het gewicht van de rugzak was verminderd, dan nog zou het totale gewicht van een 84 kilo wegende astronaut en zijn bepakking veel meer wegen dan driemaal het vereiste Maangewicht. Al met al denk ik dat het werkelijke doel van de hele proefneming in Oregon was om een Maanzwaartekracht na te bootsen die bijna gelijk was aan die van de Aarde. Dat de astronauten in het gebied bij Bend in Oregon in staat waren gewoon alle bewegingen uit te voeren die nodig waren, wijst erop dat hun uitrusting veel minder zwaar was dan 84 kilo. De absurdheid van deze hele onderneming maakt de doofpot van NASA wel heel erg zichtbaar!
Sedert het allereerste begin van alle onderzoeken in 1963 schijnt het zo te zijn dat de grote zwaartekracht van de Maan tenminste al in 1962 bekend moet zijn geweest. Dat wordt gestaafd door de conclusie in hoofdstuk 3 waarbij sprake is van het feit dat Ranger Maansondes al in 1962 of eerder de Maanzwaartekracht hebben weten vast te stellen.
Maanpakken
Vanaf de allereerste Apollo-missies is geprobeerd het publiek te laten geloven dat de Apollo Maanpakken uiterst zwaar en onhandig waren. Dat zou de mobiliteit van de astronauten op de Maan behoorlijk hebben belemmerd. Bijgevolg waren de astronauten door die handicap ook niet in staat indruk te maken met allerlei atletische demonstraties. Het is eigenlijk ongelofelijk dat sinds Cunningham in 1964 het best beschikbare ruimtepak uittestte, dat tot aan de eerste Apollo-vluchten nauwelijks verbeteringen werden aangebracht. Het publiek is altijd voorgehouden dat de astronauten konden beschikken over de beste uitrusting. Er werd in ieder geval genoeg geld gepompt in de ontwikkeling en verbetering van de ruimte-uitrustingen. Een beetje graafwerk bracht een interessante ontdekking aan het licht. In het boek Suiting Up For Space in 1971 geschreven door Lloyd Mallan, verklaart hij het volgende:
“…trouwens, het bedrijf Hamilton Standard was er ruim voor oktober 1968 al in geslaagd een ruimtepak te ontwikkelen, het ‘A7LB pak’. Tijdens de vijfde jaarlijkse vergadering van het ‘American Institute of Aeronautics and Astronautics’ in Philadelphia trokken de live demonstraties met het pak grote belangstelling onder de vele aanwezige ruimtevaartspecialisten – maar er was ook sprake van enig ongeloof. Sommige toeschouwers konden zich maar moeilijk voorstellen dat een opgeblazen pak genoeg bewegingsvrijheid bood. Maar dat was echt zo, want het revolutionaire ruimtepak werd ontwikkeld om te kunnen voldoen aan de hoogste eisen met betrekking tot mobiliteit tijdens bemande ruimtevluchten die na het Apollo-programma op de rol stonden…7”
In 1968 was dit de best beschikbare uitrusting en NASA beschikte over voldoende geld en tijd om ervoor te zorgen dat het pak tijdens alle Apollo-missies zou worden gedragen. Er waren per slot van rekening al vele miljarden dollars gestoken in het programma om mensen naar de Maan te brengen. Het was alleszins redelijk om ervoor te zorgen dat mannen op de Maan in staat werden gesteld hun taken zo goed mogelijk uit te voeren zonder gehinderd te worden door ondeugdelijke ruimtepakken. En als ze niet zouden worden gebruikt wilde NASA misschien wel doorzetten met het publiek voor te houden dat er op de Maan een zwakkere zwaartekracht heerste.
Als de astronauten zouden worden gehinderd, zou er minder kans zijn op een breuk in de NASA-doofpot. Omvang en gewicht zouden een goed excuus zijn voor krampachtige bewegingen en mislukte pogingen om flexibel te bewegen. Maar ja, het moge duidelijk zijn dat de Apollo-16 astronauten zeer flexibel waren in hun verbeterde pakken en toch waren ook zij kennelijk niet in staat tot hoge sprongen. Het publiek werd verteld dat er pas voor de laatste missies van Apollo modificaties waren doorgevoerd aan de uitrustingen. In de uitgave van juli 1971 van National Geographic staat een artikel van de hand van Alice J. Hall, getiteld The Climb up Cone Crater. Daarin staat onder meer:
“…De Maanmodule van Apollo-15 kan 67 uur op de Maan blijven, twee keer zo lang als de Maanlander ‘Antares’ van Armstrong en Aldrin. Verbeterde ruimtepakken zorgen voor meer flexibiliteit tijdens het uitvoeren van alle taken buiten de module…8”
Hiernaast op de foto de pakken van Apollo-11 en 16 naast elkaar.
Door de vernieuwde pakken zouden de astronauten van Apollo-16 geen enkele hinder moeten ondervinden van de 1/6 zwaartekracht op de Maan. Ze zouden makkelijk met grote sprongen tegen heuvelhellingen op kunnen springen en grote afstanden afleggen in korte tijd.
Onzinnige oefeningen in Arizona
Voor de gedoemde Apollo-13 vlucht, die nooit een Maanlanding maakte, hadden de astronauten Lovell en Haise een wandeling geoefend in de Verde-vallei in het Nationaal Park van Prescott Arizona. Die was bedoeld om hen wat ervaring te laten opdoen voor het geval ze op de Maan bij de Cone krater zouden arriveren op een helling die ongeveer 120 meter hoger was dan de landingsplaats. Ik maak u er nogmaals op attent dat dergelijke oefeningen in Arizona volstrekt nutteloos waren als er op de Maan een zwaartekracht zou heersen die 1/6 van die van de Aarde was, maar die sessies hadden wel degelijk nut als de Maanzwaartekracht ongeveer dezelfde zou zijn als die op Aarde.
Als de uitrusting van Apollo-7 astronaut Ronnie Cunningham 82 kilo had gewogen, zou hij binnen enkele minuten volledig uitgeput zijn geweest, maar dat was niet het geval. Ongelooflijk eigenlijk, want zijn simulaties in 1964 deed hij in een pak dat onder druk stond. Dat houdt in dat hij zuurstof en een of ander koelsysteem moet hebben gedragen, anders had hij al vrij snel het loodje gelegd als gevolg van oververhitting.
Al deze bewijzen leiden tot de conclusie dat de life-supporting-systemen en ruimtepakken voor de astronauten kennelijk licht genoeg waren om gedurende langere perioden onder grote zwaartekrachtcondities goed te kunnen presteren. Bovendien was dit al in 1964 het geval en tegen 1969 moeten verdere ontwikkelingen van die uitrusting hebben bijgedragen tot aanzienlijke gewichtsbesparingen. De combinatie ruimtepak plus life-supportingsysteem woog kennelijk minder dan 34 kilo. Bijzondere lichtmetalen onderdelen en alleen de allerbeste materialen die NASA tot haar beschikking had, werden erin verwerkt.
Ongehoorde inspanningen
Na de mislukte vlucht met de Apollo-13 werd een rustperiode ingelast van 10 maanden om het ruimtevaartuig voor de veertiende Apollo-vlucht te modificeren. Deze missie zou opnieuw een poging zijn om de hoge gebieden van Fra Mauro op de Maan te bereiken en het hoogtepunt zou worden gevormd door een 3 kilometer lang uitstapje naar de Cone krater. Er deden zich echter problemen voor, omdat de trip grotendeels heuvel op ging en de astronauten moesten om beurten gebruik maken van de ‘Modular Equipment Transporter’ of MET. Tijdens hun eerste uitstapje had Lewis nog opgemerkt dat Shepard en Mitchell rondsprongen als dansers en kangoeroes.9
Jammer genoeg had het er alle schijn van dat de eerste excursie het beste van de astronauten gevergd had, want tijdens de trip naar de Cone krater liepen de heren te puffen en te steunen en liep hun hartslag snel op.10 De moeilijkheden werden toegeschreven aan hun half-stugge, hinderlijk logge pakken en het grote gewicht van hun life-supportsysteem dat op Aarde naar verluidt zo’n 84 kilo woog.
Het is belangrijk te beseffen dat het totale gewicht van de astronaut, zijn pak en life-supportsysteem onder de 1/6 zwaartekracht op de Maan niet meer kan hebben gewogen dan zo’n 28 kilo! Dit is slechts een fractie van het gewicht op Aarde. Voor mannen die een dag eerder nog lichtvoetig over de maanbodem liepen en als kangoeroes rondsprongen, vormden lichte hellingen kennelijk toch een grote uitdaging. Als de zwakke Maanzwaartekracht voor astronauten dan misschien zo’n grote uitdaging vormde bij het naar boven lopen, dan had men destijds misschien wel een beetje lopen opscheppen over die fantastische fysieke toestand van de heren.
Men verwachtte toch van de astronauten commentaar te horen over het gemak waarmee zij zich tegen heuvels konden opwerken en ook zonder al teveel inspanningen in vrij korte tijd grote afstanden konden afleggen. Gelukkig werden de astronauten van de latere missies van Apollo-15, 16 en 17 niet onderworpen aan dergelijke inspanningen in de vijandige Maanomgeving onder die geweldige ‘1/6’-zwaartekracht. Tijdens die missies gebruikten ze de Maanrover voor het transport naar hun bestemmingen.
XXXXXXXXXXXXX
Toen de astronauten op de zuidflank van Cone krater waren, knielde Shepard op een knie om een steen op te rapen en moest door Mitchell weer overeind geholpen worden. Gedurende ongeveer tweederde van hun reis naar de eindbestemming liep hun hartslag op naar 120 slagen per minuut. De volgende informatie is een samenvatting uit het reisverslag van Lewis:11
“..hun zware ademhaling kon in Houston, New York, Washington en Florida worden gehoord. Naarmate zij vorderden, werd hun gang steeds moeizamer. De kraterrand leek dichtbij, maar ze zagen geen kans erbij in de buurt te komen – ze kwamen gewoon niet vooruit. Onder het klimmen bereikte Shepards hartslag 150 slagen per minuut en Mitchell zat op 128. Ze moesten ook regelmatig even pauzeren.
Toen ze halverwege hun geplande 4 uur durende uitstapje waren, schatte Shepard dat ze nog minstens een half uur moesten door klimmen voordat ze de rand van de krater zouden bereiken. Hij besloot toen dat hen niet voldoende tijd zou resten, zelfs niet als ze er nog eens een half uur aan zouden vastplakken. De astronauten kwamen nooit bij de kraterrand aan. Ze gingen terug naar de Weird-krater om nog wat steenmonsters te nemen en een geultje te graven.”
Naar het schijnt kon er niet worden onderhandeld over de route van 3 kilometer. Hoewel de astronauten hun best hadden gedaan om bij de kraterrand te komen, was het al met al toch niet zo’n beste vertoning. Bovendien moesten ze onderweg ook nog allerlei monsters nemen en aantekeningen maken. Ook op Aarde had dit behoorlijk wat tijd gevergd als je alles bij elkaar optelt. Maar op de Maan, onder 1/6 zwaartekracht, moesten de astronauten toch minstens in staat worden geacht zich met een snelheid van 8 km/u voort te bewegen. Als ze op twee-derde van de afstand tot hun doel waren, hadden ze de resterende kilometer in 6 minuten kunnen afleggen. En toch dachten ze dat ze dat zelfs niet in een half uur zouden kunnen halen. Op Aarde hadden die afstand kruipend kunnen afleggen en toch nog op tijd boven komen. Maar ja, dit was de Maan en de zwaartekracht was kennelijk toch maar 1/6 van die van Aarde.
Uiteindelijk kwamen ze terug op de landingsplaats, controleerden de ALSEP-instrumenten (‘Apollo Lunar Surface Experiments Package’) en toen haalde Shepard uit met zijn fameuze golfclub. Het doel van die demonstratie was om te laten zien hoe ver een golfbal zou komen onder de zwakke zwaartekracht van de Maan. Een balletje kwam zo’n 100 meter ver en een ander landde zo’n 400 meter verderop. De onzekerheden die hier meespelen sluiten uit dat er conclusies kunnen worden getrokken over de opgegeven afstanden. Maar het bewijs voor een grote Maanzwaartekracht die tot nu toe is gegeven, geeft ook al aan dat het kennelijk niet mogelijk was om de bal nog verder te slaan.
Een van de Apollo-14 astronauten is tijdens de missie te zien in een filmpje. De astronaut rende min of meer in slow motion op een anders perfecte manier. De discrepantie wordt duidelijk wanneer je bedenkt dat de astronaut niet hoger boven het oppervlak kwam of met elke stap verder kwam dan hij op Aarde zou hebben gedaan. De effecten van de slow motion konden dit niet verhullen. Dit wijst erop dat de filmsnelheid werd aangepast om de actie visueel te vertragen teneinde de indruk te wekken dat de astronauten lichter waren dan in werkelijkheid. Door de vertraagde beelden zouden vallende voorwerpen langzamer vallen en het publiek zou ervan overtuigd worden dat er sprake was van een zwakkere zwaartekracht op de Maan.
Geknoei met filmbeelden..
In 1979 werd in een speciale televisie-uitzending aandacht besteed aan de tiende verjaardag van de Apollo-11-vlucht en daarin waren beelden te zien van de astronauten op de Maan. Het resultaat viel echter nogal tegen, omdat in de totaal 1 uur durende uitzending slechts minder dan 2 minuten werden besteed aan beelden van de acties van de astronauten. Om het nog erger te maken, was er klaarblijkelijk ook nog eens geknoeid aan het filmmateriaal en waren er frames tussen de beelden uitgeknipt.
Daardoor werd de film nogal onsamenhangend en de astronauten bewogen op de film als in een vooroorlogse slapstickfilm: veel sneller dan gewoon. Misschien hebben veel kijkers zich destijds wel afgevraagd waarom er met zo’n slechte vertoning aandacht werd besteed aan een dergelijke historische gebeurtenis. Er waren wel veel beelden te zien van alle voorbereidingen voor de reis en uit de levens van de verschillende astronauten. Alan Shepard gaf commentaar en maakte een opmerking over de 1/6 zwaartekracht op de Maan.
Maanrovers, lekker makkelijk
Apollo-15 moest de Maanrover, het vierwielig Maanvoertuig, als eerste in gebruik nemen zodat de astronauten ook grotere afstanden konden afleggen – na de problemen die Mitchell en Shepard op de Maan hadden ondervonden, was dit eigenlijk wel pure noodzaak. De Apollo-15 missie had Mount Hadley-Apennine als doel waar zij op de Rover tegen de steile hellingen zouden oprijden. Zelfs met de Rover mochten Scott en Irwin niet verder dan 10 kilometer van de Maanlander vandaan gaan. Dat was de maximale loopafstand terug naar het ruimteschip ingeval ze ‘autopech’ zouden krijgen.
De Rover was naar verluidt ontworpen voor 1/6 zwaartekracht, maar bij nader onderzoek leek het voertuig meer bestand tegen de gewone Aardse zwaartekracht. Het voertuig was ongeveer 3 meter lang en 1,20 hoog met een wielbasis van 2,25 meter en een spoorbreedte van zo’n 1,80. De wielen hadden een doorsnede van 80 centimeter met een visgraatprofiel van titanium en leken eigenlijk wel op gewone wielen als hier op Aarde. Elk wiel had zijn eigen aandrijving van ¼ pk en volgens de gegevens was de topsnelheid op ongeveer 17 kilometer per uur. Het gewicht op Aarde bedroeg 210 kilo en de maximale belasting was ongeveer 500 kilo.
Op de Maan, met zijn 1/6 zwaartekracht zou de lege Rover met wetenschappelijke en communicatieapparatuur minder dan 55 kilo hebben gewogen. De astronauten moesten de Rover uit de zijkant van de Maanlander halen en hem uitvouwen voordat ze hem konden gebruiken. Volgens Lewis was het op de Maan veel zwaarder dan tijdens de oefeningen op Aarde.12
Gedurende het uitpakken waren regelmatig in de communicatie tussen Maan en Aarde kreten te horen als “voorzichtig”, “ja, zo gaat-ie goed, kerel’ en “kijk uit, kalm aan”. De astronauten leken te worstelen met een voorwerp dat op de Maan nog geen 55 kilo had moeten wegen. Het in gereedheid brengen van de Rover was op Aarde geoefend en kon op de Maan niet moeilijker zijn. Het had zelfs makkelijker moeten gaan, maar dat was duidelijk niet het geval.
Het is opvallend dat Scott en Irwin allebei een verbeterde uitvoering van het maanpak droegen, daarom konden ze beter hun bovenlichaam draaien, hoofdbewegingen maken en voorover buigen dan de voorgaande Maanreizigers.13 Een log Maanpak scheen echter een slap excuus te zijn voor de astronauten die bezig waren zich in allerlei bochten te wringen om die Rover uit te laden. De enig overblijvende mogelijkheid is de hoge Maanzwaartekracht, want de oefensessies waren juist gehouden om alle eventuele procedurele en technische problemen bij voorbaat uit te sluiten.
De problemen die men op de Maan ondervond met allerlei voertuigen werden in 1966 besproken in een boek getiteld Survival on the Moon door Lawrence Maisak.14 De auteur verklaarde dat stabiliteit een van de meest irritante problemen zou geven als gevolg van de zwakke zwaartekracht. Hij merkte op dat het zwaartepunt laag moest worden gehouden en de spoorbreedte juist zo breed mogelijk om te verhinderen dat het voertuig zou kunnen omvallen. Volgens zijn berekeningen zou de minimale wielbasis van een voertuig 6 meter moeten bedragen om het vaart te geven om over ruw terrein te rijden.
Een langere wielbasis zou weer problemen opleveren om over grotere obstakels heen te komen. Het chassis van het voertuig van Maisak zou bestaan uit een cilinder met een diameter van 2 meter en een ruimte onder de bodem van zo’n 90 centimeter. Om het zwaartepunt binnen 1,80 te houden moest de spoorbreedte 6 meter bedragen. Maisak probeerde zodoende een voertuig te ontwerpen voor gebruik op zwaar terrein onder 1/6 zwaartekracht. Zijn voorgestelde ontwerp maakte zeker dat het voertuig geen last zou hebben van rotsen op de grond en toch genoeg stabiel te blijven onder zwaartekrachtomstandigheden waarbij een Aards voertuig makkelijk zou omslaan.
In Appendix I staat een analyse waaruit blijkt hoe de Rover zou hebben gepresteerd wanneer de Maan een zwaartekracht van 1/6 had gehad. De Rover reed op de Maan voornamelijk over een stoffige bodem met losliggende stenen. Dit soort oppervlakken geeft minder grip dan een harde ondergrond. De Rover woog op Aarde 700 kilo. Onder 1/6 zwaartekracht zou een kracht van slechts 1,25 Newton al voldoende zijn om het voertuig te laten slippen en daarom zou het voertuig al gaan slippen wanneer het op de topsnelheid van 16-17 km/u een bocht met een radius van 25 meter zou moeten nemen.
Zelfs bij een snelheid van 8 km/u was een bocht met een straal van 6 meter al voldoende geweest om problemen te geven. De bestuurder moest heel erg voorzichtig te werk gaan en beslist niet onverwacht van richting veranderen omdat een scherpe bocht het voertuig zeker zou doen kantelen. Rijden in de Maanrover was bovendien ook nog eens gevaarlijk omdat de astronauten hun zware bepakking droegen die zich alles bij elkaar zo’n 1,5 meter boven het Maanoppervlak bevonden. De stoelen van het voertuig zaten net 90 centimeter boven de grond en dus bevond het overgrote deel van het gezamenlijk gewicht van de astronauten, zo’n 360 kilo, zich daar nog boven. Dientengevolge voldeed het Maanvoertuig niet aan de geldende maatstaven van het ontwerp van Lawrence Maisak, zeker niet voor wat betreft het zwaartepunt.
De maximale remkracht die kon worden uitgeoefend hing ook af van het totale gewicht van de Rover. Onder 1/6 zwaartekracht zou slechts 1,25N remkracht door de blokkerende wielen worden geleverd. Dat zou een vertraging tot gevolg hebben van 0,8 meter per seconde kwadraat. Bij een snelheid van 16 km/u zou dat een remweg opleveren van 6 seconden ofwel 12 meter. Dat zou geen enkel probleem geven op een vlakke bodem zonder verdere obstakels, maar op de Maan zouden stenen en rotsblokken van aanzienlijke afmetingen niet op tijd kunnen worden omzeild zonder schade aan de Rover op te lopen of misschien wel om te vallen. Het is niet moeilijk om in te zien dat de Maanrover op zijn zachtst gezegd een gevaarlijk karretje was om bij een zwaartekracht van 1/6 van die van de Aarde over de Maan te ‘scheuren’. Klimmen en dalen langs steile hellingen zou gelijk staan aan regelrechte zelfmoord als die lage zwaartekracht tenminste werkelijk zou bestaan. En dus wordt hiermee het bewijs geleverd dat de Maan een zwaartekracht moet hebben die in de buurt komt van die hier bij ons op Aarde.
Bij Apollo-16 werden nog meer modificaties aan de Maanpakken uitgevoerd. NASA stelde de lancering uit tot 17 maart 1972 om de pakken verder te verstevigen en het lanceerplatform om weer vanaf de Maan weg te komen aan te passen.15 Apollo-16 leverde waardevolle informatie op over de werkelijke bevindingen van het ruimtevaartprogramma. Je zult je misschien nog de sprongprestaties van John Young herinneren die aan het begin van dit hoofdstuk uit de doeken weren gedaan. Hij deed dat in de verbeterde versie van het Maanpak dat zelfs nog beter moest zijn dan de ook al verbeterde pakken van de bemanning van Apollo-15. Je zou zelfs kunnen gaan denken dat de laatste versies van de pakken zich konden meten aan die van Hamilton Standard uit 1968.
Op hun eerste uitstapje op de Maan beproefden Young en Duke de Maanrover-II. Young liet de Rover maximaal versnellen terwijl zij de landingsplaats naderden met een snelheid van 17 km/u. Volgens Lewis was de bodem ruw en ze wilden eens kijken hoe het voertuig zich zou houden in een ‘Grand Prix’ rijstijl met scherpe bochten en hoge snelheid.16 Het moge duidelijk zijn, dat de hele voorstelling dramatische gevolgen zou hebben gehad als de Maanzwaartekracht 1/6 zou bedragen.
Kijk uit, we hebben een ‘hot mike’..
Aan het eind van de eerste dag van Apollo-16 op de Maan kwam het onderwerp van de ‘hot mike’ aan de orde. Eerder al werd opgemerkt dat de astronauten voorzichtig waren met wat ze zeiden als ze wisten dat de gesprekken konden worden beluisterd via de openbare communicatielijnen. Hieronder volgt een samenvatting van het voorval uit de aantekeningen van Lewis.17
Young en Duke dachten duidelijk dat de microfoons uit stonden en begonnen inhoudelijker en explicieter te praten dan ze normaal gesproken zouden doen als ze geweten hadden dat er kon worden meegeluisterd door het vluchtleidingscentrum. Houston stuurde daarom een bericht naar Young met de mededeling dat zijn microfoon nog open stond (een zogenaamde ‘hot mike’). Young bood zijn verontschuldigingen aan en zei dat het soms wel heel erg vervelend was dat er zo af en toe nog een microfoon open stond. Houston merkte toen op dat ze voortreffelijk werk hadden verricht, in aanmerking genomen dat ze niet hadden geweten dat ze konden worden afgeluisterd.
Uit bovenstaande informatie kan worden opgemaakt dat de astronauten zorgvuldig in de gaten werden gehouden door Houston. Bovendien letten ze altijd redelijk goed op als hun microfoons ingeschakeld waren. In het beschreven geval schijnt het dat er een storing was opgetreden in de apparatuur waardoor zij dachten dat ze niet konden worden afgeluisterd. Losse informatie die op deze manier naar buiten komt is op zichzelf nietszeggend, maar in de context van het in dit boek gepresenteerde materiaal wijst het op een omvangrijke doofpotaffaire en in dat geval weegt zelfs dit kleine beetje bewijs wel zwaar mee in het geheel.
Charles Duke maakte op de Maan klaarblijkelijk een moeilijke tijd door. Hij was een paar keer gevallen en in kranten en tijdschriften waren foto’s verschenen van zijn gestuntel en gestruikel. Het ongelofelijke hiervan is dat de valpartijen door de nieuwsmedia werden aangevoerd als bewijs voor de zwakke zwaartekracht. Omdat een vallend voorwerp onder een zwaartekracht van 1/6 van die van Aarde er ongeveer 2½ keer zo lang over doet om de grond te bereiken, had Duke toch alle tijd gehad om zichzelf te corrigeren. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat Duke zo vaak viel als je in aanmerking neemt dat hij het meest geavanceerde ruimtepak droeg dat hem volgens zeggen meer stabiliteit had moeten geven dan alle astronauten die hem reeds waren voorgegaan.
De bestemming van Apollo-17 was een vallei die door hoge bergketens wordt omringd, ten zuidoosten van het Serenitatis Bassin. Cernan en Schmitt begonnen na aankomst hun eerste maanwandeling met het uitladen en optuigen van de Rover. Het volgende interessante verslag over Cernan is afkomstig uit de The Voyages of Apollo.16 Het schijnt dat Cernan zo enthousiast was dat de Capcom (de man in Houston die de radioverbindingen verzorgde) Parker, hem waarschuwde dat zijn stofwisselingssysteem omhoog ging. Dat hield in dat hij meer zuurstof verbruikte.
Cernan antwoordde dat hij zich in zijn hele leven nog nooit rustiger had gevoeld en liet Parker weten dat ze het wat kalmer aan zouden doen. Hij vertelde Parker dat hij dacht dat het kwam doordat hij inmiddels gewend was geraakt aan ‘nul G’. Parker, die astronoom was, verklaarde toen dat hij dacht dat Cernan onder 1/6 zwaartekracht aan het werk was. En Cernans antwoord luidde: “Ja. Je weet toch dat dat zo is… wat maakt het uit.”
Die laatste opmerking over de zwaartekracht op de Maan die Cernan maakte schijnt erop te duiden dat hij die discussie uit de weg wilde gaan. Misschien was Parker zich niet bewust van de hoge zwaartekracht en stelde hij daarom die netelige vraag.
De rest van de Apollo-17 missie werd gewijd aan wetenschappelijke experimenten. Omdat Schmitt geoloog was, werd een groot deel van het veldonderzoek uitgevoerd op heel veel Maanstenen. Daarnaast werden ook experimenten uitgevoerd met gravimeters (gewichtsanalyse), detectoren voor het bepalen van de samenstelling van de atmosfeer en een apparaat waarmee kon worden vastgesteld of er onder het Maanoppervlak mogelijk ijs of water bevond. Omdat de atmosferische experimenten ook waren uitgevoerd tijdens de missies van Apollo-15 en 16, is het aannemelijk te concluderen dat het kennelijk de moeite waard was de dichtheid en samenstelling nog weer opnieuw te onderzoeken en dat de bevindingen van eerdere missies op de noodzaak hadden gewezen verder onderzoek te verrichten op verschillende locaties.
Als de Maan gewoon een luchtledige atmosfeer zou hebben gehad, zoals door wetenschappers altijd was beweerd, waren dergelijke uitgebreide onderzoeken niet nodig geweest. Het is interessant dat de hypothese van het vacuüm op de Maan gebaseerd is op de zwakke Maanzwaartekracht. Voor het vasthouden van een atmosfeer is een substantiële zwaartekracht noodzakelijk. Met deze concepten in het achterhoofd, zal in hoofdstuk 6 de lunaire atmosferische theorie gebaseerd op 1/6 zwaartekracht uit de doeken worden gedaan. De gevolgen van een grotere zwaartekracht komen dan ook aan bod.
Voetnoten bij dit hoofdstuk:
1. James R. Berry, “How to Walk on the Moon,” Science Digest, November 1967, p. 8.
2. U.S. on the Moon, (Washington: U.S. News & World Report, 1969), p. 54.
3. John Noble Wilford, We Reach the Moon, (New York: W.W. Norton & Company, Inc., 1969), pp. 298-305.
4. Richard Lewis, The Voyages of Apollo, (New York: The New York Times Book Co., 1974), p. 109.
5. Ibid., pp. 111-112.
6. “Intrepid on a Sun-drenched Sea of Storms,” Life, December 12, 1969, p. 35.
7. Lloyd Mallan, Suiting Up For Space, (New York: The John Day Company, 1971), p. 239.
8. Alice J. Hall, “The Climb Up Cone Crater,” National Geographic, July 1971, p. 148.
9. Lewis, The Voyages of Apollo, p. 187.
10. Ibid., p. 193.
11 Ibid., pp. 195-1%.
12. Ibid., p.212.
13. Ibid., p.212.
14. Lawrence Maisak, Survival on the Moon, (New York: The Macmillan Company, 1966), pp. 133-134.
15. Lewis, The Voyages of Apollo, p. 248.
16. Ibid., p.257.
17. Ibid., pp. 259-260.
18. Ibid., p. 279.
* * *
x
– HOOFDSTUK 6 –
Theorie over de maanatmosfeer, voorafgaand aan het ruimtevaartprogramma
x
vertaling © Jan Smith voor WantToKnow.nl/.be
x
Binnen de gelederen van de conservatieve wetenschap is altijd beweerd dat de Maan een geheel luchtledige en stoffige wereld is. Het voornaamste argument dat hiervoor wordt aangevoerd is dat de zwakkere zwaartekracht van de Maan – 1/6 van die van de Aarde- niet in staat zou zijn zelfs een atmosfeer vast te houden. De meeste orthodoxe wetenschappers wijzen alles dat riekt naar het bestaan van een substantiële atmosfeer direct van de hand omdat ze op voorhand overtuigd zijn van de zwakkere zwaartekracht, hoewel bewijzen voor een grotere zwaartekracht inmiddels al wel geleverd bestaan. Het doel van dit hoofdstuk is het schetsen van een duidelijk beeld van de omstandigheden die zich op de Maan zouden voordoen wanneer er geen atmosfeer zou zijn. Wanneer er dan later bewijzen worden geleverd voor het bestaan van een atmosfeer zal daarmee automatisch ook de omvang van de cover-up duidelijk worden.
De navolgende analyse van te verwachten omstandigheden op de Maan werd weergegeven in een artikel getiteld Lessons from Moon –What Apollo-11 will find in het gezaghebbende Amerikaanse tijdschrift U.S. News & World Report in juni 1969:
“Als zich op de Maan ooit gunstige omstandigheden zouden hebben voorgedaan waardoor een atmosfeer kon onstaan, was deze toch verloren gegaan omdat de zwaartekracht te zwak is om zuurstof, stikstof en andere gassen die aan de oorsprong liggen van Aardse levensvormen, te behoeden voor ontsnapping naar de ruimte. En zonder een atmosfeer kan er ook geen water op het oppervlak aanwezig zijn. . . .”
Als je vanaf de Maan naar de hemel kijkt zou je kunnen concluderen dat het Universum net zo steriel is. De sterren zijn dag en nacht zichtbaar, maar ze twinkelen nooit omdat er geen verstorende atmosfeer is die dat verschijnsel teweegbrengt. De zich vele miljoenen kilometers uitstrekkende ruimte tussen de sterren is inktzwart. Vanaf de Maan gezien lijkt de Zon op een vuurbal met onwaarschijnlijk heldere straling, maar de ruimte eromheen is zo zwart als de nacht.1
Stof in een vacuüm vormt een harde laag
Stofdeeltjes op de Maan zouden zich in dat luchtledige heel anders gedragen dan op Aarde. Het karakter van het Maanoppervlak in een vacuüm laat zich makkelijk voorspellen door een eenvoudig experiment. De volgende samenvatting van zo’n experiment werd geschreven op basis van informatie uit Exploration of the Moon by Franklyn M. Branley.2
Fred Whipple van het Smithsonian Astrophysical Observatory in Cambridge, Massachusetts beweerde dat stofdeeltjes in een gasloze omgeving opeen gepakte pakketjes zouden vormen door de afwezigheid van gas dat de onderlinge ruimte zou opvullen en de deeltjes van elkaar zou scheiden. Bijgevolg hielden Whipple en zijn aanhangers vol dat stof op de Maan zo compact is dat het een sterke korst zou vormen die het gewicht van mensen en hun voertuigen zou kunnen dragen. Een experiment om dat aan te tonen werd uitgevoerd door Dwain Bowen van The North American Aviation Company. Een stalen kogel werd losgelaten boven een container gevuld met stofdeeltjes en zonk er onmiddellijk in weg. Wanneer de kogel onder dezelfde omstandigheden werd losgelaten in een bijna-vacuüm, dan bleef de kogel op het oppervlak liggen. De korst die was ontstaan bestond uit stofdeeltjes die zo samengepakt waren dat een er een semivaste laag werd gecreëerd die het gewicht van de kogel kon dragen.
Zelfs Wernher von Braun leek het eens te zijn met de logica van dit experiment, zoals blijkt uit zijn boek uit 1971 Space Frontier!3 Hij verklaarde dat hij en vele anderen altijd al van mening waren geweest dat er op de Maan sprake zou zijn van erg weinig stof. Von Braun voerde aan dat een eenvoudig experiment had aangetoond dat stof in een vacuüm, zoals op de Maan, samengeperst wordt en dat de onderlinge deeltjes zouden samenklonteren tot een puimsteenachtige substantie.
Uit de hier vermeldde informatie wordt duidelijk dat er in een vacuüm geen dwarrelend stof kan bestaan. Als de Maanzwaartekracht slechts 1/6 van die van de Aarde zou bedragen, zou die geen atmosfeer kunnen vasthouden en het oppervlak zou zo hard zijn als vastgestampte modder!
Erosie
Een andere overtuiging uit de oudheid over de Maan was dat er geen tekenen of sporen zouden zijn van verwering of erosie. Dat komt omdat dit de gevolgen zijn van atmosferische verschijnselen zoals regen en wind. In een vacuüm kunnen geen wolken voorkomen, en dus geen regen of atmosferische winden. Dientengevolge was de consensus dat de Maan een ruig en grillig gekarteld terrein zou hebben met weinig of geen afgeronde bergtoppen of heuvels. Als er al erosie of verwering zou worden aangetroffen, dan was die uitsluitend afkomstig van vulkanische activiteit, inslagen van (micro)-meteorieten, temperatuur-schommelingen of de Zonnewind. Dat laatste verschijnsel is een supersonische stroom van waterstof en helium vanaf de Zon die voortdurend door het Zonnestelsel stroomt.
Men veronderstelde tot voor kort dat er geen water voorkomt op het oppervlak omdat de hete Maandag het zou doen verdampen en de zwakke zwaartekracht zou niet kunnen voorkomen dat die waterdamp naar de ruimte zou ontsnappen. Zonder lucht en water, zouden er ook geen kleurveranderingen aan het oppervlak kunnen voorkomen, behalve dan als gevolg van vulkanische activiteit en meteorieten. Seizoengebonden kleurveranderingen zouden al helemaal niet kunnen optreden door de afwezigheid van het weer en vegetatie.
De Maandag is 28 keer zo lang als een dag op Aarde; de tijd tussen zonsopkomst en zonsondergang op de Maan duurt 14 Aarddagen (van 24 uur). De Maannacht duurt dus ook 28 keer langer dan op Aarde en is ook gelijk aan 14 Aardse dagen. Het gebrek aan atmosfeer en een dag- en nachtcyclus die 28 keer langer is dan die op Aarde, is er de oorzaak van dat de temperatuur aan het Maanoppervlak met meer dan 260 oC varieert. De langere Maandag is er de oorzaak van dat het oppervlak een hogere temperatuur bereikt en het gebrek aan een atmosferische luchtlaag verhindert dat de hitte snel wordt afgevoerd. Gedurende de nacht treedt eenzelfde, doch omgekeerde, situatie op.
De oppervlaktewarmte straalt veel sneller de ruimte in dan wanneer er sprake zou zijn van een atmosfeer en de lange nacht is er de reden van dat de temperatuur naar ongekende waarden kan dalen. De Aardatmosfeer gedraagt zich als een warmte-opslagtank die de oppervlaktewarmte ’s nachts belet te ontsnappen en overdag voorkomt dat deze teveel oploopt. Zelfs overdag zijn er grote temperatuurverschillen tussen beschaduwde en zonovergoten plaatsen. Dat komt doordat de oppervlaktewarmte in de schaduw snel ontsnapt terwijl die op de zonovergoten plekken dat niet doet. Die effect treedt ook op Aarde op grotere hoogten als gevolg van ijlere lucht aldaar.
Temperatuurverschillen tussen schaduw en open plaatsen veroorzaken nog andere problemen. Materiaal dat niet aan het zonlicht wordt blootgesteld wordt onder invloed van de lage temperaturen bros en spat makkelijk uit elkaar onder zelfs maar de kleinste belasting. Voorwerpen in het volle zonlicht daarentegen worden in korte tijd te heet om nog te kunnen hanteren. En objecten die zich slechts voor een deel in de volle zon bevinden zijn onderhevig aan enorm vernietigende thermische krachten als gevolg van de plaatselijk optredende temperatuurverschillen tussen bedekte en blootgestelde delen. Ruimtevaartuigen en wetenschappelijke instrumenten op de Maan ondervinden voortdurend van dit soort problemen als ze niet goed worden afgeschermd.
Als een astronaut in een en dezelfde positie zou blijven staan of zitten, zou hij plaatselijk gekookt kunnen worden en aan de andere zijde worden ingevroren. Zonder goede beschermende kleding zou de astronaut zich branden als hij op een rotsblok zou gaan zitten, of aan de stoel van het Maanvoertuig dat te lang in de volle Zon heeft gestaan. (Denk maar eens aan je autostoel in het zuiden van Frankrijk op een hete dag, waarop je in badkleding gaat zitten).
Lichtdiffusie
Lichtdiffusie komt niet voor als er geen atmosfeer is. Schaduwen kunnen alleen worden verlicht door gereflecteerd licht van een ander oppervlak. Zonder deze andere lichtbronnen, zouden schaduwen en voorwerpen die zich daarin bevinden niet, of nauwelijks te zien zijn. De Zonneschijf zou duidelijk aanwezig zijn op elke foto en donkerte zou zich uitstrekken tot de corona. Er zouden ook geen halo’s rond de Zon te zien zijn omdat er geen atmosferische diffusie (verstrooiing van het licht) of refractie (het ombuigen van lichtstralen) kan optreden. De effecten van zonsopkomst en ondergang zouden niet te zien zijn vanwege het ontbreken van diffusie en refractie – er treden dus geen prachtig gekleurde luchten op, om maar wat te noemen. Zonder stof in de lucht en een atmosfeer om die vast te houden kan het licht niet worden verstrooid.
Zonder een atmosfeer, zou je nooit eens een meteoor kunnen waarnemen die in de dampkring boven het Maanoppervlak verbrandt. Bovendien zouden er geen door de Maan bedekte sterren te zien zijn. Sterren worden bedekt door de Maan of andere planeten. Als de planeet een atmosfeer heeft, zal het licht van sterren die zich dicht bij het oppervlak bevinden dimmen en naar rood verschuiven als gevolg van refractie door de atmosfeer. Ze lijken ook van plaats te veranderen ten opzichte van andere sterren en een tijdje zichtbaar blijven nadat ze werkelijk worden bedekt door de schijf van de planeet. Deze refractie of lichtbuiging is er tevens de oorzaak van dat de ster aan de andere kant van de schijf iets vroeger weer tevoorschijn komt dan wanneer er een atmosfeer zou zijn.
Tijdens een zonsverduistering zou de Zon door de Maanatmosfeer schijnen als die er zou zijn. Dat zou een refractiehalo teweegbrengen rond de Maan. Maanonderzoekers zouden geen enkel probleem ondervinden door stof omdat stof in een vacuüm niet kan bestaan. Als ze er op een of andere manier in zouden slagen om stof te produceren en zich ermee te bedekken dan zou dat onder de vacuümomstandigheden slechts met veel moeite kunnen worden verwijderd. De stofdeeltjes zouden zich op onlosmakelijke manier aan de kleding en huid hechten. Zonder een atmosfeer zouden machines met bewegende delen die niet gesmeerd worden gewoon niet werken. Lagen van luchtmoleculen die zich verbonden hebben met de oppervlakken hebben de neiging deze oppervlakken te beletten zich te verbinden wanneer zij met elkaar in contact zouden komen. Alle oppervlakken zouden heel kleverig aanvoelen.
In geval van een hogere zwaartekracht op de Maan zouden de implicaties daarvan voor de oude luchtledige Maan theorie vernietigend zijn. Een hogere Maanzwaartekracht impliceert dat er een atmosfeer aanwezig is, omdat vluchtige substanties en gassen voortdurend die door de planeet worden afgegeven niet kunnen ontsnappen aan aantrekkingskrachten van de zwaartekracht. De Maan zou al snel een evenwichtstoestand bereiken waarin de luchtdichtheid aan het oppervlak in belangrijke mate constant zou blijven. De luchtdruk zou, net als op Aarde, afhankelijk zijn van de hoogte.
Bewijzen voor het bestaan van een substantiële atmosfeer wijzen ook op het bestaan van een grotere zwaartekracht. Verificatie van de ene aanname is tegelijkertijd een verificatie van de andere. Een belangrijke atmosfeer op de Maan betekent dat er wolken kunnen voorkomen en veranderende weerpatronen, erosie, water en allerlei biologische levensvormen. De voorwaarden kunnen echter niet hetzelfde zijn als op Aarde omdat de langere Maandagen en nachten en andere overwegingen deze in de weg staan.
In het volgende hoofdstuk zullen allerlei zinspelingen op de luchtledigheid van de Maan ter sprake komen waaruit zal blijken dat die net zo steekhoudend zijn las de stellige overtuiging van de 1/6 zwaartekracht. Een overweldigend aantal barsten en scheurtjes in de NASA cover-up hebben al heel wat bewijzen aan het licht gebracht dat de Maan inderdaad beschikt over een op de Aarde gelijkende atmosfeer. Maar naast die uit de NASA gelederen voortkomende bewijzen zijn er nog tal van andere informatiebronnen. Deze zullen tot in detail worden belicht.
Voetnoten bij dit hoofdstuk:
1. U.S. on the Moon, (Washington: U.S. News & World Report, 1969), pp. 51- 55.
2. Franklyn M. Branley, Exploration of the Moon, (Garden City, New York: The Natural History Press, 1966), p. 34.
3. Wernher von Braun, Space Frontier, (New York: Holt, Rinehart and Winston, Inc., 1971), p. 156.
* * *
Binnenkort de volgende hoofdstukken 7 en 8 uit ‘Moongate’
ik heb een aantal van die ritten gezien van de maanrover en tot mijn verbijstering waren er tijdens de bochten die werden genomen een aantal stofregens opgeworpen die niet snel weer terugvielen maar min of meer net als op de aarde uiteenvielen in zware en lichte stofdelen en zo zichtbaar verschillend terugvielen net als op de aarde en bijna net zo snel, hetgeen in een luchtloze omgeving niet kan, dan vallen alle delen even snel neer.
er was bijna niemand die mij toen wilde geloven maar toch ben ik mijn twijfels blijven houden.
en niet alleen hierom!
ook heb ik mij verbaasd over de val van een van de astronauten die door een collega weer op de been moest worden geholpen en net zo stuntelde als hier op aarde voor hij neerviel en net zo snel als op aarde viel in mijn optiek.
ik heb dan ook heel lang geaarzeld of zij wel op de maan waren maar latere persoonlijke ervaringen hebben mij er van overtuigd dat zij er wel geweest zijn.
Ga er maar van uit dat die hele maanreizen nep waren. Wel weer knap gedaan om iedereen zo voor de gek te houden net als met 9/11
Ja dat kunnen als beste,de boel bedonderen.
“Onder een zwaartekracht van 1/6 weegt alles 1/6 of 16,7% minder. Een man van 82 kilo weegt dan nog slechts 14 kilo. ” De eerste zin van dit artikel.
Als een man van 82 kilo 1/6 minder weegt of 16,7% minder, dan weegt die man dus 82 kilo min 14kilo is68 kilo. Nog altijd een heel gewicht samen met het pak dat hij draagt.
Maar u bedoelt waarschijnlijk dat die man 5/6 minder weegt, omdat de zwaartekracht van de maan 1/6 is van die van de aarde. 5/6 van 82 kilo is 68,3 kilo. Dus 82 kilo min68,3 kilo = 13,6 kilo.
Guido, bedankt voor het plaatsen van de volgende hoofdstukken van dit onderwerp. Je hebt echter wel hfd. 3 en 4 overgeslagen. Zou je deze ook willen plaatsen. Ik vind het zo’n interessant onderwerp.
m.vr.gr Huub
Ikzelf heb heel lang geloofd dat ze er nooit zijn geweest tot ik een interview las met Edgar Mitchell die verklaarde dat hij bij toeval er achter was gekomen dat ze ná de debriefing terug op aarde onder hypnose werden gebracht met als doel om bepaalde passages te vergeten. Passages als bouwwerken op de maan etc. Hij heeft vorig jaar samen met Buzz Aldrin live op tv in de USA verklaard dat ze UFO’s en bouwwerken hebben gezien maar de MSM heeft er nooit aandacht aan besteed…
Dat die vlag toch kon wapperen is nu niet meer zo vreemd, er is gewoon een atmosfeer op de maan en bijna aardse zwaartekracht maar dat mogen wij niet weten.
Evenals bijna aardse omstandigheden op Mars, etc. etc.
Onlangs zijn de Roswell files vrijgegeven en toegegeven dat ze toch wel een spaceship met inzittenden hebben geborgen dus wie weet, binnenkort meer in het theater…
is het niet aanemelijker dat de mensheid de maan nog nooit van dichtbij gezien heeft dat alle filmbeelden en foto’s niet op de maan maar gewoon hier zijn genomen en dat de werkelijke reis van de astronauten nooit heeft plaatsgevonden of dat ze er wel zijn geweest maar wat zich daar heeft afgespeeld dat ze ons dat niet willen laten zien
waarom liegen over eenzesde zwaartekracht en atmosfeer
ik volg dit al een tijdje hier maar kan niks bedenken waarom ze al die moeite zouden doen om van die twee punten zo’n groot mysterie van maken
‘Onder een zwaartekracht van 1/6 weegt alles 1/6 of 16,7% minder.’
Moet zijn:
‘Onder een zwaartekracht van 1/6 weegt alles 5/6 of 83,3% minder.’
Maanreizen waren echt. Wat een gelul van allen die dat niet geloven. Weet je, volgens mij bestaat Amerika niet eens, ik heb in ieder geval er geen bewijs van gezien. En de Holocaust heeft ook niet plaatsgevonden. En Atlantis is Afrika. Hou nou toch eens op en gebruik je verstand.
Toen ze met die maan bezig waren, was er helemaal geen sprake van atletische prestaties. Ze waren al blij als ze de maan haalden en grondstoffen mee konden nemen en weer veilig terugkeerden. Ok, er was 1 astronaut die wilde uitproberen wat het effect was als hij een golfbal zou slaan. Daarvoor moest hij in het geheim afspraken maken over het maken van een golfstick, verstopt in de grijparm om stenen op te rapen. Daar had hij en de maker nog veel lol aan beleefd.
Wie verzint dat eigenlijk? Dat gelul over atletische prestaties???
Hier voor het eerst Petty..? En..? Bevalt ’t..?
Kun je even je ID scan opsturen, wij plaatsen alleen maar échte nicks.
Welkom!
Ook Alien-base op de maan;
http://www.youtube.com/user/BeePeeOilDisaster#p/u/1/KUPsTJJiySc
4 uur geleden ontdekt!
Er is een heel verhaal te vertellen over die blokjes, die niet sluiten. Digitale foto’s van de Maan en Mars, zijn vaak gescrambled, hetgeen in het eindresultaat van de foto een witte vlek zou opleveren. I.p.v. deze vlek maken de fotoprogramma’s van satellieten (en niet alleen van NASA) die rondom Mars of de Maan vliegen, de foto’s digitaal ‘af’. Dwz dat ze ahw de foto invullen. Je ziet dit ook met opnamen van de Tour de France overigens!! Het lijkt dan op het eindresultaat alsof er een gebouw staat, terwijl het onvolkomenheden zijn in de opname.
Maar wat me bij deze beelden heftig trof, zijn de zwarte lijnen, doorgehaalde delen van het beeldmateriaal.. Het is toch werkelijk niet te geloven!!! Alsof het een geheim rapport is, dat vrijgegeven moet gaan worden, maar waarin nog even lekker de belangrijkste passages worden doorgestreept..!
Ik vind dit uitermate intrigerend materiaal, nogmaals, datgene wat onder de zwarte strepen zit en waarvan je toch wel bepaalde zaken kunt zien. Maar kunnen we niet achter de coordinaten komen en op andere opnames kijken..?? WIE?
De coördinaten van bovenstaande; LATITUDE: 27°23’48.13″N LONGITUDE: 27°49’49.48″W
I’m working on the rest, but some help is welcome 😉
We zijn op de maan geweest, dat is zeker. Wat niet zeker is, is wat we daar precies gedaan hebben. Er zijn aantoonbaar foto’s en situaties gefaked. Waarom?
Ik begin ook steeds meer mijn twijfels te krijgen over deze missie.
Misschien komt er eens of dan een astronaut die onthuld dat het allemaal nep was.Maar dan denk ik ook weer,om een leugen in stand te houden dan moet je er nog een veelvoud aan leugens bij verzinnen.
Beste lezers,
Men is nooit naar de maan geweest. De opnames die je ziet zijn in een studio op aarde gemaakt.