x
x
Moeder orgaandonor:
‘Zo voelt het nog steeds:’
We willen kennelijk allemaal zo graag meer orgaandonoren. Maar weten we wel wat het feitelijk inhoudt, een geliefde voor donatie afstaan? Rina ter Elst over de dag dat haar zoon verongelukte – en zij de moeilijkste beslissing van haar leven moest nemen. Die dag is het 4 juli 2006, tegen vijf uur ’s middags. Utrechtenaar Sam Chahid (21) rijdt op de scooter van zijn werk naar huis. Het is drukkend heet. Is dat de reden dat hij tijdens de rit zijn helm afzet? Niemand die het weet, want Sam kan het niet meer navertellen. Hoewel hij volgens getuigen rustig rijdt, gaat hij op een ventweggetje keihard onderuit. Daarbij valt hij zo ongelukkig op zijn slaap dat hij het bewustzijn verliest en nooit meer zal bijkomen.
Rina ter Elst, zijn moeder, krijgt bij aankomst in het ziekenhuis nog de geruststellende boodschap dat het met patiënten als Sam soms helemaal goed komt. Maar het komt niet goed. De volgende ochtend iets voor zevenen krijgen Rina en Sams vriendin Najat, die in het ziekenhuis zijn blijven slapen, te horen dat die nacht alle breinfuncties bij Sam zijn uitgevallen. Hij is hersendood.
Jong en kerngezond
Sam was een multi-orgaandonor, zoals dat in vaktermen heet. Hij was jong en kerngezond toen hij verongelukte. Dat hij ook nog eens stierf op een intensive care, aan de beademing, maakte hem tot een ideale kandidaat voor het donorschap. Betere organen dan die van een overledene met een bloedsomloop zijn er namelijk niet.‘Het werd drukker rond Sams bed. Ik besefte: zodra wij ja zeggen, is iedereen klaar voor de orgaanuitname’
Vandaar dat meteen toen de hersendood was vastgesteld, werd gecheckt of Sam in het donorregister stond. Dat bleek niet het geval, maar daar zullen ze in het ziekenhuis niet van hebben opgekeken; slechts 40% van de Nederlanders heeft zich daar gemeld (van wie ruim een derde juist géén donor wil zijn). De vraag moest dus aan de nabestaanden worden voorgelegd. Waarbij de artsen eigenlijk al op een ‘nee’ moesten rekenen, want dat zeggen nabestaanden zeven van de tien keer als iemand zich niet als donor heeft laten registreren.
Verschrikkelijke vraag
Het is een uur of acht in de ochtend van 5 juli 2006 als de moeder van Sam en zijn vriendin de donatievraag krijgen voorgelegd. Het nachtteam is inmiddels naar huis, het zijn nieuwe gezichten die informeren of Sam zijn organen zou hebben willen afstaan. ‘Wat een kutvraag!’ is de eerste reactie van Rina ter Elst. En Najat zegt meteen: ‘Gebeurt niet.’ Sam moest niets van ziekenhuizen hebben, redeneert ze; zelfs toen hij zijn hand brak, weigerde hij naar de dokter te gaan. En dan zouden ze hem nu laten opensnijden?
Wat daar nog bij komt: beide vrouwen zijn verbijsterd door Sams dood. ‘De avond ervoor had de verpleegkundige zó nadrukkelijk gezegd dat we beter naar huis konden gaan om onze energie te sparen voor het moment dat Sam weer bijkwam’, zegt Rina. ‘Het is dat Najat toen zei dat ze bleef, en ik haar niet alleen wilde laten; anders was ik net als mijn ex-man heel ergens anders geweest toen onze zoon stierf. Daar klopt toch iets niet?’
Rina slaagt er echter in haar boosheid los te koppelen van die vreselijke vraag. Hoe haar zoon over het donorschap dacht? Geen idéé. ‘Vreemd misschien, want Sam had in Frankrijk een oom die zijn leven te danken heeft aan donornieren. Toch hebben we het er nooit over gehad.’ Maar iets in haar zegt: Sam had dan een hekel aan ziekenhuizen, als hij iets voor een ander kon doen, dééd hij dat. We moeten nu niet voor onszelf denken, maar voor hem. Wat had Sam gewild? Ze besluiten dat eerste gesprek dus zonder eensluidend antwoord. Maar zolang een ‘nee’ uitblijft, blijft Sam aan de beademing liggen.
Ondertussen druppelen de mensen zijn kamer binnen. Sams vader Khalil, Sams zus Mariam. Een zus van Najat. De vriend van Rina plus een paar goede vrienden. Ze zitten dan eens rond Sams bed, dan weer in de ruimte ernaast, waar koffie en thee en later ook broodjes klaarstaan. Ze huilen en ze praten, waarbij de donatievraag steeds weer de kop opsteekt. Sams vader is vóór. Zus Mariam neigt na aanvankelijke schrik eveneens naar toestemming: ‘Als ze maar níét zijn huid en ogen nemen!’ Najat blijft twijfelen. ‘En voor mij stond voorop dat we tot een besluit moesten komen waarin iedereen zich kon vinden,’ vertelt Rina, ‘Najat nog wel het meest. Sam en zij woonden samen, ik vond het niet meer bij zijn levensfase passen dat ik mijn wil doordrukte.’
Zo gaan ze om tien uur met een aanzienlijk uitgebreid gezelschap een tweede gesprek in. We zijn er nog steeds niet uit, is de boodschap, ‘maar wat gebeurt er als we nee zeggen?’ Dan gaat binnen een uur de stekker eruit, luidt het antwoord. Rina, lachend: ‘Toen heb ik geroepen: “Dan duurt het nog wel even!” Want zolang die beademing aanstond, had ik het gevoel dat we Sam nog bij ons hadden.’
‘Zolang die beademing aanstond, had ik het gevoel dat we Sam nog bij ons hadden.’
Dubbel gevoel
Dat in het tweede gesprek geen definitief ‘nee’ klinkt, geeft de artsen kennelijk goede hoop. In elk geval kan Ingrid van Esdonk in haar archief terugvinden dat de ic iets na tienen contact had met haar collega over het opstarten van een donorprocedure. Van Esdonk is in 2006 een van de 22 transplantatiecoördinatoren die Nederland dan telt. Als zich in hun regio een donor aandient, zijn zij degenen die het hele proces organiseren: van het regelen van een team van artsen die gespecialiseerd zijn in het verwijderen van donororganen tot het regelen van het vervoer van die organen naar de diverse transplantatieziekenhuizen.
Ook houden ze zich bezig met de zorg voor de donor in spe. Het kan bijvoorbeeld nodig zijn diens bloeddruk en vochthuishouding met medicijnen te reguleren – de hersenstam doet dat immers niet meer. Verder krijgt een donor altijd antibiotica. Heel soms komt er zelfs een reanimatie aan te pas, als het hart van de hersendode plotseling stilvalt. Formeel worden transplantatiecoördinatoren pas ingeschakeld als er een ‘ja’ is.
Maar dat Van Esdonk al tegen het middaguur – zo’n vier uur vóór het ‘jawoord’ – in het ziekenhuis aankomt, is niet ongebruikelijk. Er is zo’n schrijnend tekort aan organen dat niemand een potentiële donor wil verliezen door tijdgebrek. Contact tussen transplantatiecoördinator en nabestaanden is echter not done tot het besluit is gevallen. Anders zouden de nabestaanden het gevoel kunnen krijgen dat ze in een bepaalde richting worden gedwongen.
Toch ontgaat het Rina niet dat het in de loop van de middag drukker wordt rond Sams bed. ‘Ik besefte: zodra wij ja zeggen, is iedereen er klaar voor. Dat gaf een heel dubbel gevoel. Mijn zoon is dood en jullie hebben je feestje – dat idee. Oké, dacht ik, ik snap dat jullie die organen willen, maar wel op ónze manier, in óns tempo.’
Tegen vieren is dat moment gekomen. De artsen vragen om een derde gesprek en daarin geeft Najat aan dat ze ook begint te geloven dat Sam donor had willen zijn. Hij was een goed mens, hij ging door het vuur voor degenen van wie hij hield. ‘Al pratend met de artsen kwamen we zo tot een “ja”’, vertelt Rina aan haar eettafel. Ze valt even stil, vervolgt dan: ‘Vreemd misschien, maar ik kijk er met een goed gevoel op terug. Het waren de beroerdste én de mooiste dagen van mijn leven. Dat we dat zo met z’n allen hebben besloten, dat we echt hebben gepraat vanuit de vraag wat Sam had gewild, dat was heel goed.’
Nu de toestemming is gegeven, komen transplantatiecoördinator Ingrid van Esdonk en haar collega uit de coulissen. Ze stellen een reeks aanvullende vragen. Welke ziektes heeft Sam gehad, gebruikte hij weleens drugs? Zijn er organen of weefsels die ze níet willen afstaan? Dan leggen ze uit wat er de komende uren gaat gebeuren, en wat dat voor het gezelschap zal betekenen.
Sam zal heart-beating donor worden. Dat houdt in dat de beademing pas halverwege de operatie zal worden gestopt. Eerst moeten namelijk alle uit te nemen organen ‘vrijgeprepareerd’ zijn. Daarna zal zijn bloed worden vervangen door een koude vloeistof die de stofwisseling stillegt en schade aan de organen voorkomt. Op dat moment zal het hart stilvallen en wordt de beademing gestopt. Pas dan worden de organen uitgenomen. De operatie kan in totaal wel vijf uur duren.
Deze hele gang van zaken betekent dat Sams nabestaanden zich erop moeten voorbereiden dat zijn lichaam straks intens bleek en ijskoud uit de operatiekamer zal terugkomen. Maar vooral: dat ze er niet bij kunnen zijn als zijn hart ophoudt met slaan. Dat hij ademend wordt weggereden.
Amandelen knippen
Het moment dat Sam ademend werd weggereden… Voor het eerst hapert Rina’s stem hoorbaar. Het liep inmiddels tegen middernacht en vier in het groen geklede figuren kwamen de ic op. ‘Je weet dat dat moment komt’, zegt ze. Maar toch. ‘Je geeft je kind mee alsof je zijn amandelen laat knippen. En tegelijkertijd weet je dat het niet zo is.’ Wat haar op dat moment overeind hield, was dat Najat helemaal door het lint ging. ‘Ik heb haar vastgegrepen. Om haar te troosten, maar ook om mezelf te redden.’
En daar ging het bed met haar ademende zoon. Gang uit, hoek om. ‘Achteraf denk ik weleens dat ik Sam tekort heb gedaan door ook niet keihard “nee!” te roepen. Hoe kun je nou een kind levend weggeven als je weet dat je het dood terugkrijgt?’ Want zo voelt het, ondanks alle uitleg: ‘Hij ademde, dús hij leefde. Er is in hem gesneden terwijl hij nog leefde. En dat blijft een schrikbeeld, ook al weet ik dat hij er niets van heeft gevoeld. Het is míjn pijn, niet de zijne.’
Die nacht proberen ze thuis wat te slapen. Maar ’s ochtends tegen zessen is Rina weer in het ziekenhuis. Kort daarvoor heeft van Esdonk haar gebeld om te melden dat de operatie goed is gegaan, dat alles er mooi uitzag. ‘Dat was belangrijk om te horen. Maar ook… bizar.’
Vijf ontvangers
Terwijl Rina die ochtend van de zesde juli 2006 samen met Najat Sams lichaam wast, ontvangen vijf mensen verspreid over het land zijn organen. Zes weken later komt van Esdonk bij Rina langs om haar te vertellen hoe het die vijf vergaat. Denkt ze dat er iets van Sam voortleeft in de ontvangers? ‘O, daar maken we weleens grapjes over,’ antwoordt Rina, ‘dat ze nu niet meer stil kunnen zitten. Want zo was Sam. Maar nee, ik geloof niet dat het zo werkt. Sam is weg. En ik heb hem weggegeven. Zo voelt het nog steeds. Maar ik ben ervan overtuigd dat hij het zo had gewild. Dan kán het niet fout zijn… toch?’
x
* * *
Dit artikel verscheen voor het eerst in 2011 en maakte diepe indruk op de redactie van Psychologie Magazine. Auteur van het artikel is Anne Pek. Voor haar is gezondheid zoveel meer dan niet ziek zijn. Het is ook lekker in je vel zitten, zin hebben in dingen, ermee kunnen omgaan als het even tegenzit. Als wetenschapsjournalist volgt ze gretig het onderzoek naar alles wat ons geestelijke en fysieke welzijn beïnvloedt, en al sinds 2005 schrijft ze voor Psychologie Magazine over gezondheid in die brede zin. Neem eens een kijkje op de site (HIER) van dit prachtige tijdschrift.
https://nieuwspaal.nl/31-jarige-man-wilde-organen-afstaan/
https://speld.nl/2018/01/30/hypocriet-man-wel-orgaandonor-maar-wil-niet-dood/