x
Hier op de site eerder plaatsten we al eerder 2 boeken, die je als ‘vergeten boeken’ zou kunnen kwalificeren. Het gaat om de boeken ‘Moongate’ van Prof. William Brian (2011) en ‘Penetration‘ (2011) van Remote Viewer Ingo Schwann, die slechts nog in een enkele stoffige boekenkast te vinden is, maar waarvan het belang des te groter. De boeken werden per keer met een paar hoofdstukken tegelijk gepresenteerd.
Dat is wat we nu gaan doen met het boek ‘De Onkwetsbare Profeet, het Nedelandse fenomeen ‘Mirin Dajo”. Dankzij de toestemming van de uitgever Frontier Publishing kun je de komende weken van dit boek genieten. Een relaas over Arnold Henskes, de man die een missie had en die hem onkwetsbaar maakte. Een boek dat de moeite waard is om te lezen. Dus meteen daarom maar naar de inleiding toe:
* * *
Algemene inleiding
x
Mirin Dajo, of hoe de boodschap verloren ging in sensatiezucht.
x
Mirin Dajo is het pseudoniem van Arnold Gerrit Henskes, die geboren werd in Rotterdam op 6 augustus 1912. Hij werd betiteld als spiritualist en hij zag zichzelf niet als een soort fakir, maar als profeet voor vrede. Hij verkreeg zijn bekendheid door zijn optredens, waarbij hij zijn lichaam liet doorboren met allerhande voorwerpen, zoals messen of degens, waarbij hij volledig onbeschadigd werd. Hij liep geen enkel lichamelijk letsel op en hiermee verbaasde hij de medische gemeenschap van die tijd. Zijn spirituele gedachtegoed vond in die tijd geen aarde, terwijl dat nu juist de bedoeling was van zijn gave..!
Arnold Henskes, alias Mirin Dajo, was onaantastbaar gemaakt, om de mensheid te laten zien, dat mind over matter gaat. Dát we een spirituele geest zijn, die een lichaam hééft, in plaats van andersom..! Daarmee is duidelijk dat er in die boeiende samensmelting van lichaam en geest, er feitelijk één de leiding heeft. Bewust of onbewust..
Arnold Henskes wilde met zijn optredens duidelijk maken dat mensen eens afstand zouden moeten doen van het materialisme, en accepteren dat er een hogere macht was, waar zijzélf onverbrekelijk mee verbonden zijn. Volgens eigen zeggen zou hij het godsgeschenk van de onkwetsbaarheid hebben aangereikt gekregen, óm mensen juist te tonen dét er meer in het leven is.
Wij van WantToKnow vinden dat het tijd is, dat de boodschap en het leven van Mirin Dajo opnieuw onder de aandacht komt. Als deze tijd iéts nodig heeft, dan is het wel het contact met een diepere werkelijkheid, een werkelijkheid die onder onze neuzen ligt, maar die we maar niet zien. Of nog veel te weinig. Daarom dus hier het boek over Mirin Dajo in delen op de site. Meer dan de moeite waar(d)..
Het boek is geschreven door zijn goede vriend Jan Dirk de Groot, die Arnold Henskes ná zijn beginperiode begeleidde langs podia en onderzoekscentra. Want Mirin Dajo was wel degelijk écht, zijn lichaam was op onverklaarbare wijze in staat de scherpste steekwapens te weerstaan. Of zoals Mirin Dajo het zélf verwoordde: “Mijn lichaam is in staat om haar cellen óm de steekvoorwerpen heen te plaatsen en zo onbeschadigd te blijven..”
Uiteindelijk beland Mirin Dajo in Zwitserland, waar hij op zeer fundamentele wijze –voor die tijd- wordt onderzocht. Met hetzelfde resultaat: Arnold Henskes was onkwetsbaar..! Is het dan ook niet meer dan redelijk dat we nu opnieuw naar zijn boodschap gaan luisteren. En opnieuw deze ‘Mirin Dajo’ een kans geven zijn verhaal te vertellen, via het boek van zijn vriend Jan Dirk de Groot..?
En hoe ‘kneuterig’ wellicht ook het woordgebruik van deze vriend van Mirin Dajo, de boodschap is overduidelijk! ‘Mind over matter’.. Wij zijn -kortgezegd- in staat om ons fysieke lichaam VOLLEDIG dienstbaar te maken aan onze innerlijke boodschap, onze innerlijke bron van creatie. Die bron is verbonden met de Goddelijke bron, waardoor wij onze eigen goddelijke ziel zich kunnen laten manifesteren. Onder andere via het volgen van onze passie. Dát deed Arnold Henskes ook… Hij volgde zijn passie om dit verhaal over die Bron te vertellen!x
* * *
Wij zijn er trots op dat Uitgeverij Frontier ons toestemming heeft gegeven om dit boek exclusief op het internet te mogen publiceren. We maken je -mede daarom- er nadrukkelijk op attent, dat op het boek copyright rust en derhalve ook op deze publicatie van dit boek ‘Mirin Dajo, de Onbekende Profeet’ op internet. (2013 © Frontier Publishing – Amsterdam)
xx
* * *
x
x
Was Arnold Henskes/Mirin Dajo een ‘wondermensch’..?
x
Een bijzonder relaas over de man die onkwetsbaar was.
2003 © Oorspronkelijke uitgave – Jan D. de Groot & Frontier Publishing
2013 © deze publicatie: WantToKnow.nl/.be
x
Deel 1 – INTRO
x
Om zijn boodschap uit te kunnen dragen zegde hij zijn baan op en onder de naam ‘Mirin Dajo’ ging hij aan het werk. ‘Mirin Dajo’ is een naam die uit het Esperanto komt, en die ‘wonderbaar’ betekent.. Het was Mirin Dajo duidelijk dat hij geïnspireerd werd door de Godskracht. Hij zag de taak die hij moest uitvoeren steeds scherper en hij ontving daarvoor een kracht die hem ten tijde van volledige overgave onkwetsbaar maakte.
Die onkwetsbaarheid was het middel om de mensheid te wijzen op de aanwezigheid van een alles doorstralende kracht. Maar tegelijkertijd staat ook zijn ‘volledige overgave’ centraal in het verhaal. Kortom: er is meer tussen hemel en aarde dan wij denken.
Om zijn woorden kracht bij te zetten liet Mirin Dajo zich bij talloze gelegenheden na een toespraak met een vlijmscherp wapen doorboren, zonder daar hinder van te ondervinden.
Jan Dirk de Groot, de schrijver..
Ik ben Jan Dirk de Groot, de schrijver van het boek, en ik was de buurman van Arnold Henskes. Ik werd de assistent van Mirin Dajo en vergezelde hem bij de vele demonstraties in binnen- en buitenland en maakte hiervan aantekeningen en bewaarde foto’s en perspublicaties. Ook noteerde ik de lessen die Mirin Dajo aan me doorgaf. Uit dit alles is dit boek ontstaan. Van een aantal demonstraties die Mirin Dajo gegeven heeft zijn ook filmopnamen gemaakt, waaruit een film is samengesteld.
Wie is dez Arnold Henskes..?
Hij werd op 6 augustus 1912 te Rotterdam geboren en zijn roepnaam was ‘Nol’. Nol was een jongen met een bijzonder lief en zacht karakter en hij had een groot rechtvaardigheidsgevoel. Als jonge jongen tekende hij al op een volwassen wijze en hij schilderde en deed aan fotografie. Op een keer werd hem gevraagd een ansichtkaart na te tekenen. Op die kaart stond een kerk afgebeeld en Nol tekende deze kerk precies na. Ook tekende hij enkele huizen die bij de kerk behoorden. Maar deze waren niet of slechts gedeeltelijk op de kaart te zien.
Nol deed dit zonder de omgeving van tevoren ooit gezien te hebben. Dit wijst op helderziendheid in zijn jeugd. Tijdens zijn jeugdjaren was hij zeer fijngevoelig voor de uitstraling van verschillende personen. De één gaf hij graag een hand, een ander met zeer sterke tegenzin. Nol is later naar de Academie van Beeldende Kunsten gegaan, waar hij één van de beste leerlingen was: voor het eindexamen slaagde hij cum laude..
En hoewel weinig belezen, was Nol goed op de hoogte van theologie en filosofie. Hij kende zowel de Westerse als de Oosterse mystiek zonder zich daarin ooit verdiept te hebben. Ook kende hij de geestesstromingen van alle grote denkers. Verder was hij in staat vele talen te spreken en alle soorten schrift te lezen zonder ooit filologie gestudeerd te hebben. Tijdens de oorlogsjaren woonde hij met zijn ouders en broers in Rotterdam waar hij de verschrikkingen van de oorlog meemaakte. Eén van zijn broers zat twee jaar in een concentratiekamp.
Hannie Schaft, het meisje met het rode haar..
Nol zelf werd een keer gearresteerd door de bezetters. Hij werd door een soldaat fors in de buik getrapt. In korte tijd genas Nol van de verwondingen die hij daarbij opliep. Kennelijk genoot hij in die tijd al bijzondere bescherming. Zijn tekentalent stelde hem in staat zich tijdens de oorlog verdienstelijk te maken voor de verzetsbeweging door het maken van o.a. stempels en het vervalsen van handtekeningen.
Op 33-jarige leeftijd kwam Nol tot het besef onkwetsbaar te zijn. Na de Tweede Wereldoorlog werkte Nol als chef van een reclamebureau in Zaandam en in die tijd sprak hij met zijn familie over zijn nicht Hannie Schaft. Zij ligt als enige vrouw op de erebegraafplaats in Overveen begraven met nog zo’n 400 mannen die net als zij als verzetsstrijders aan het einde van de Tweede Wereldoorlog gefusilleerd waren. Nol moest vaak aan haar denken.
Op een nacht openbaarde Hannie zich aan hem; Nol zag een meisje van ongeveer 20 jaar en deze verschijning was niet steeds even duidelijk te zien. Dan weer was het beeld helder, dan weer wazig. Het kostte Nol veel moeite het tastbare beeld vast te houden en als hij haar zag was alles lichtblauw en de verschijning was door een goudachtige stralenkrans omgeven en leek gewichtloos. Haar gelaatsuitdrukking was duidelijk waar te nemen. De volgende nacht herhaalde zich deze gebeurtenis. Nol besloot nu om pastelkrijt en tekenpapier klaar te leggen om het beeld vast te leggen als het zich nog een keer zou openbaren.
Nadat hij de volgende dag wakker werd, lag hij in bed met vuile pastelhanden. Ook de lakens waren door het pastelkrijt besmeurd en op de tekentafel lag het getekende portret van Hannie. Ze zag eruit zoals hij haar voor de oorlog kende. Het haar, de ogen, het klopte precies. Nol was stomverbaasd; hij kon zich absoluut niet herinneren dat hij die nacht had gewerkt. Maar bovendien was portrettekenen niet zijn sterkste kant. Als reclametekenaar was hij meer bezig met het tekenen van dieren en ‘dingen’.
Nol ging met het portret naar de ouders van Hannie, maar dat werd een teleurstellende ervaring. De ouders vonden het portret niet goed. Zij zagen liever een portret van Hannie zoals zij was vlak voor het moment dat ze gefusilleerd werd; dat was voor hen de echte Hannie. Zij lieten Nol een foto zien, die hij, op zijn verzoek mocht meenemen. Hij zou een tweede portret maken, meer naar de wens van de ouders. Maar Nol had er weinig tijd voor. ’s Avonds was hij erg moe door het vele werk; als de anderen al lang naar huis waren, werkte hij nog op kantoor.
Er kwam steeds meer onrust in hem en hij kon zich minder goed op zijn dagelijkse werk concentreren. Door dit alles ging hij er slecht uitzien. Hij had echter beloofd een tweede tekening van Hannie te maken. Het was ongeveer eind januari 1946 toen zijn nicht zich weer openbaarde. De verschijning was langduriger en intenser dan daarvoor en ze was nu zoals hij haar nog nooit gezien had. Ze zag eruit als een vrouw, die wel 30 jaar kon zijn, gekleed in een reseda-groene japon. De kleur van haar haar en ogen waren nog duidelijker dan bij de eerste verschijning. Deze keer lag er echter geen pastel en tekenpapier klaar. Wel had hij in de afgelopen veertien dagen contouren getekend, overeenkomstig de foto die de ouders hadden meegegeven en de foto van Hannie had hij opgeborgen.
De pasteltekening was verschenen, ‘slaaptekenen’..
Wonderlijk genoeg was het ’s morgens een grote rommel in zijn kamer. Alles was overhoop gehaald en het licht brandde nog terwijl het buiten al licht was. Hij ging naar zijn tekentafel en constateerde dat hier weer door hem getekend was. Er lag een geheel afgewerkte tekening van Hannie. Zo had hij haar niet gekend. Nol bekeek zijn handen en zag dat ze net zo vuil waren als de eerste keer. Zelfs op zijn gelaat zaten groene en rode vegen. Een gevoel van vreugde overviel hem wat betreft de tekening. Tegelijkertijd was er een gevoel van angst in hem over het onbekende; wat was er nu precies gebeurd en wie of wat had hem ‘gestuurd’..?
Met deze tekening ging hij naar Amsterdam. Daar ontmoette hij ’toevallig’ verschillende mensen, die Hannie zeer goed gekend hadden vanuit de illegaliteit. Ja, zelfs nog kort voordat ze gefusilleerd werd. Toen deze mensen de tekening zagen, zeiden ze direct dat het precies Hannie was. Hierna had hij moed genoeg opgevat, en liet hij de tekening aan zijn familie en kennissen zien. Hannie’s ouders staarden als geslagen naar de tekening; ze bedankten hem hiervoor, maar zeiden verder niets. Door deze tekening kwam er toch een duidelijk bewijs van een leven na de aardse dood naar voren.
Hij was zich van dit alles nog niet voldoende bewust en kon het ook nog niet ten volle begrijpen. De gedachte hieraan liet hem niet los. Zelfs in Zaandam, tijdens zijn werk kon hij dit alles maar niet uit zijn gedachten zetten. Het concentreren op zijn dagelijkse werk werd steeds minder. De toestand werd voor hem eigenlijk onhoudbaar en voor het eerst in zijn leven bad hij diep en intens met zijn gehele wezen tot God. Hierna veranderde alles zeer snel.
Het visioen.
Op een zekere nacht zag hij een soortgelijke verschijning als voorheen, maar nu zonder Hannie. Hij voelde zich opgenomen en buitengewoon licht in een heel mooie lichtblauwe omgeving. Goudgele lichtstralen waren overal en ook waren er lila schaduwen duidelijk zichtbaar om hem heen. Hij kreeg het gevoel in een peilloze diepte te vallen om daarna omhoog te stijgen in het oneindige. Ondertussen gingen zijn gedachten zeer snel, terwijl hij het gevoel had hersenloos te zijn. De belangrijkste gebeurtenissen van zijn leven gingen nu als in een flits voorbij. Hij kreeg het gevoel dat dit alles met elkaar in verband moest staan.
De volgende ochtend herinnerde hij zich de belangrijkste dingen. Beelden uit zijn leven kwamen hem steeds meer voor de geest. Er waren al meer wonderbaarlijke dingen in zijn leven voorgekomen. Hij bleef erover piekeren. Normaal gesproken liep hij over van inspiratie, maar het dagelijkse werk wilde niet meer vlotten. Daardoor moest hij overwerken tot diep in de nacht.
Het tekenwerk op reclamegebied werd nu kwalitatief steeds minder. Op een nacht herhaalde zich voor de tweede maal hetzelfde gevoel van zweven. Hij vergat daarbij wie hij was en wat hij deed en geleidelijk aan stelde hij zich volkomen open voor het moois dat hij aanschouwde. Hij constateerde tot zijn verbazing dat hij bepaalde feiten kon zien en begrijpen zonder dat het te beredeneren was. Hij werd er zich nu van bewust dat hij onkwetsbaar was en zijn hersens werkten koortsachtig. Hij zag vissers in Scheveningen bij wie hij thuis was geweest en met wie hij mee was uitgevaren voor de visvangst. Hij kende hun armoede. Hij was op de hoogte van hun ziektes en behoefte aan geestelijke hulp.
Ook zag hij in zijn geestesoog delen van de wereld, waar hij nog nooit was geweest. Hij zag mensen in verschrikkelijke levensomstandigheden. Kleurlingen, blanken, arm en rijk trokken in een snel tempo, scherp getekend, aan hem voorbij. Hij zag de gevaren van een demonische ontwikkeling binnen alle lagen van de bevolking, wereldwijd. Door deze openbaringen werd hij zich ervan bewust dat er veranderingen nodig waren om te voorkomen dat er zich op aarde een ramp zou afspelen.
Verschuiving van perspectief
Nol, die zich altijd op de achtergrond stelde en zich vaak zo nietig voelde, verbaasde zich achteraf, toen hij weer tot het aardse bewustzijn kwam, dat dit hem ten deel had kunnen vallen. Hij verwonderde zich erover dat hij zich zo snel kon verplaatsen in verschillende kringen. Kringen waarvan hij tot nu toe geen idee had gehad. Nol begreep meer en meer dat hij geroepen was om een bepaalde boodschap te brengen aan de mensheid. Daardoor kon hij hulp bieden waar het nodig was op welk terrein dan ook. Hij begreep, dat wat hij tot nu toe lichamelijk en geestelijk gepresteerd had, buiten medeweten van ouders, broers en vrienden, al een bewijs van onkwetsbaarheid was geweest. Het werd hem nu duidelijk dat hij Goddelijk geïnspireerd werd.
Hij begreep ook dat deze onkwetsbaarheid niet van hemzelf was. Het was een gave die hij ontving van de kracht die hem doorstraalde. Hij zag de taak die hij te vervullen had duidelijk voor zich. Steeds meer kwam het onderling verband van de boodschap en de onkwetsbaarheid naar voren. Hij besefte dat de onkwetsbaarheid het middel was om de mensheid te wijzen op de aanwezigheid van een alles doorstralende kracht. Er is veel meer tussen hemel en aarde dan wij denken.
De geest is onsterfelijk en het leven is eeuwig. Hij had de opdracht de mensen wakker te maken en ze tot een verhoogd religieus besef te brengen. Daarvoor moest hij spreken en demonstreren zo lang God het nodig achtte. Er moest het bewustzijn ontstaan dat we allen één Vader hebben. Een Vader die we ons allen verschillend voorstellen maar die we toch in ons binnenste gelijk aanvoelen en die wij onze Schepper noemen. Deze gedachte kan in korte tijd een nieuw bewustzijn naar voren brengen, waardoor de grondlegging voor universele broederschap ontstaat.
De vraag was nu hoe te beginnen met zijn opdracht?
Ten eerste was hij gebonden door zijn werk als chef van het reclamebureau, wat hem een goed inkomen opleverde. Maar hij begreep heel goed, dat hij in geen geval zijn opdracht kon vervullen door in Zaandam te blijven. Hij moest demonstreren en spreken en zodoende de wereldbevolking bereiken. Hij besloot zijn baan op te zeggen. Dit ging niet zonder problemen. Zijn baas was onaangenaam verrast door de onverwachtse mededeling en wilde hem houden aan een opzegtermijn. Maar Nol zette toch door om eerder weg te kunnen.
Ook toen zijn baas een schadevergoeding van hem eiste, zette hij door; hij had een opdracht te vervullen. Hij was zich ervan bewust dat hij een moeilijke tijd zonder inkomsten tegemoet ging. Hij besloot naar Amsterdam te gaan en sprak daar met verschillende mensen over zijn onkwetsbaarheid, maar niemand geloofde hem. Hij werd er om uitgelachen. Begin februari ging hij per trein op weg naar Zaandam. In de trein ontmoette hij vier leden van een bandje uit Amsterdam. Eén van deze mensen was ook zaagartiest, hij speelde op de ‘zingende zaag’. Hij wilde Nol wel in kennis brengen met personen die hem verder zouden kunnen helpen.
Op het podium van het leven
De volgende avond gingen ze met zijn allen naar Amsterdam. De zaagartiest had het steeds over meisjes, maar Nol vond dit niet prettig. Hij kreeg het gevoel dat men hem meenam om lol te kunnen maken over zijn persoon. In het café aangekomen riep de artiest naar zijn vrienden dat de man gearriveerd was, die beweerde onkwetsbaar te zijn. Er zaten een paar welgestelde heren, die wat uit de hoogte deden. Zij wilden weleens zien wat Nol allemaal kon. Deze zei echter wijselijk niets over de boodschap die hij te brengen had. Hij voelde dat het hier ging om sensatie en niets anders dan dat. Nol wilde aan de mensen laten zien welke krachten hem doorstraalden, maar hij had geen enkel wapen of iets dergelijks. De aanwezigen keken hem ongelovig aan.
Eén van de broers stelde voor iemand scheermesjes te laten halen. Een stuk glas kon volgens hem ook van dienst zijn. Uit de manier waarop men met een stuk bierglas aan kwam zetten, maakte meer dan duidelijk dat men op pure sensatie uit was, maar Nol liet niets blijken. Het enige waaraan hij dacht, was het brengen van de boodschap en de opdracht van God. Hij wist dat hij onder de bescherming van God stond en dat hem niets kon gebeuren. Toen kwam er iemand terug met de scheermesjes. Ze werden Nol overhandigd met de woorden: “Hieraan kan je je hart ophalen.”
Nol zag daarna niet veel meer van de omgeving. Het enige wat hij zich nog kon herinneren was, dat er een bont gezelschap was samengedromd, negers, Chinezen en blanken. Ze verdrongen zich om hem heen om alles goed te kunnen zien. De één vloekte tegen de ander, omdat die door de drank beneveld was. Tussen hen in stond Nol die de Goddelijke boodschap moest brengen. Hij begon doodnuchter met zijn eerste demonstratie, maar van zijn gevoelens liet hij niets blijken.
Nadat hij een groot stuk glas en een half dozijn scheermesjes opgegeten had, wilden enkele beschonken mensen in zijn mond kijken om te zien of hij geen verwondingen had. Ze kwamen allemaal heel dichtbij en zagen dat er geen schrammetje en geen druppel bloed te ontdekken viel. Ondertussen ademde Nol alle drank- en rookluchtjes in van de kijkers. En na deze eerste demonstratie werden hem van alle kanten borrels aangeboden… Maar omdat hij geen sterke drank gebruikte, vroeg en kreeg hij limonade.
Toen kwamen nu een paar mensen op hem af die hem voorstelden tegen betaling meer demonstraties te gaan geven. Hoewel Nol begreep dat men misbruik zou maken van zijn positie wilde hij toch doorzetten. Hij had het geld trouwens ook nodig. Maar voorop stond dat hij zijn doel wilde bereiken en zijn opdracht vervullen. Hij werd meegenomen naar ‘Café De Kroon’ aan de Nieuwendijk, waar de zaagartiest werkte. Na enige tijd kregen de muzikanten de opdracht te stoppen en het podium te verlaten. Voordat Nol er erg in had, duwde men hem naar voren en stond hij plotseling op het podium..!
Hij werd aangekondigd als de man die glas en scheermesjes kon eten zonder enige angst verwondingen op te lopen. De aanwezigen boden hem verschillende voorwerpen aan, waaronder stukken glas. Na een demonstratie van een kwartier had Nol zomaar 35 gulden verdiend. Het liefst was hij direct naar Zaandam verdwenen. De scherpe voorwerpen die Nol had ingeslikt zijn waarschijnlijk na het inslikken gedematerialiseerd, maar Nol heeft zich hier nooit specifiek over uitgelaten.
Willem Steenraad, een kennis van de zaagartiest, bekommerde zich vervolgens over Nol. Hij zei dat hij het te vroeg vond om te stoppen, want het was pas twaalf uur. “Je kunt nog best wel tot drie uur in de nacht doorgaan, want het nachtleven begint pas na één uur”, zei hij. De overgebleven stukken glas stopte Steenraad in zijn zak. Hij zei tegen Nol, dat hij de demonstraties kort moest houden, want er konden nog meer zaken gedaan worden. Nol wilde protesteren. Maar aan de andere kant kon hij het geld toch ook goed gebruiken. Hij liet vervolgens alles maar over zich heenkomen.
Glas en scheermesjes..
Die nacht bezochten ze veel café’s, waar Nol een groot aantal demonstraties deed. De laatste van deze demonstraties, werd gehouden in een besloten club, waar de mensen allemaal zeer goed gekleed waren. Maar in de ogen van Nol waren het echter ‘een stel slappelingen bij elkaar’; in zijn ogen konden ze hun tijd beter besteden aan geestelijke ontwikkeling dan hier in deze sfeer rond te hangen. Nol gaf vervolgens aan, dat hij nu toch écht wilde stoppen.
Met Steenraad werd afgesproken, dat hij een volgende keer voor een wapen zou zorgen in de vorm van een autospaak, waaraan een punt geslepen zou worden. Met deze spaak kon zijn lichaam dan doorboord worden. Een autospaak is ongeveer 4 mm dik en 28 cm lang. Die nacht kwam Nol om drie uur thuis. Zijn trouwe hospita had wat pannenkoekjes, pudding en een glas melk voor hem klaargezet. Dit was een welkome traktatie voor Nol, want die hele avond had hij echt niets anders dan glas en scheermesjes gegeten…
Deze zonderlinge maaltijd kon hij maar beter vermengen met al dit lekkers. Voordat hij ging slapen telde hij zijn geld en dat bleek zomaar een kleine honderd gulden te zijn. Het was de eerste avond van demonstraties geweest na de bewustwording van zijn opdracht. Zou er geen ontsteking van de maag of ingewanden optreden? Maar Nol kende geen angst voor de gevolgen, want hij wist dat het zo moest gaan.
Twee dagen later ging hij weer terug naar Steenraad in Amsterdam, die hem hem de geslepen spaak liet zien. Deze was uitermate scherp, met een blanke punt, en de rest was roestig. Nol zei dat het roest eraf moest, want een arts zou direct het gevaar voor infectie zien. Steenraad antwoordde dat dat wel in het café zou gebeuren. Ze gingen naar het café waar de eerste demonstratie van Nol’s onkwetsbaarheid gegeven zou worden. Nol zag er wel tegen op weer in die sfeer te moeten verkeren, maar er zat voorlopig niets anders op. Er was niemand anders, die de moed had om de spaak door zijn lichaam te steken. Hij moest verder met Steenraad.
Bekend worden, dat was belangrijk nu..
Het was van belang dat hij bekend werd bij de mensen. En het was inmiddels tien uur in de avond geworden; in het café waren mensen van allerlei ras en stand. Zo te bemerken was men op sensatie belust en het zou vanzelf wel blijken of Nol de waarheid had gesproken. Als hij dood wilde dan was dat zijn eigen zaak, zo was in het algemeen de reactie. Toen het grote moment was aangebroken, raapte Steenraad al zijn moed bijeen. Hij wilde Nol’s ledematen doorsteken, maar die maakte hiertegen bezwaar. Hij mocht hem door zijn rechter long steken, en was daar niet bang voor.
Door de bewustwording van zijn opdracht was het vertrouwen zo groot, dat hij zich volkomen overgaf. Alle Goddelijke krachten doorstroomden hem volledig. Nol deed zijn colbert en overhemd uit en stond met onbloot bovenlijf voor de toeschouwers. De spaak werd afgeveegd en Nol werd doorstoken alsof het de normaalste zaak van de wereld was… Na de doorboring werden de wondjes afgeveegd en dat was alles.
Op voorstel van Steenraad gingen ze de hele avond door de stad, naar verschillende gelegenheden om demonstraties te geven. Nol kreeg zo volop de gelegenheid contact te maken met de Amsterdamse bevolking. Maar de omgeving waarin dit gebeurde stond naar Nol’s mening erg onder demonische beïnvloeding. Nol bleef sterk door de gedachte dat hij de boodschap in opdracht van God aan de mensheid moest brengen, waardoor hij dit alles aan kon. Dat dit zo niet lang kon doorgaan wist hij, maar het was zoals gezegd, een eerste stap om meer bekendheid te krijgen.
De kennismaking met de medische wereld..
Die avond werd er ook een demonstratie gegeven in aanwezigheid van medische studenten. Die kwamen naar voren en waarschuwden voor de gevaren. Steenraad snoerde ze de mond. Na alle demonstraties was Nol tientallen malen doorstoken en hij had nu een rode gelaatskleur. Normaal was die uitgesproken wit en hij transpireerde bovendien erg, niet uit vermoeidheid, maar door de spanning van de laatste dagen. Zijn lichaam zat vol met donkere strepen, veroorzaakt door het lichaamsvocht en de roest die op de wondjes zat. Na ieder optreden werden de wondjes even afgeveegd met een vuil doekje. Uiteindelijk ging Nol diep in de nacht terug naar Zaandam.
De volgende dag ging hij naar zijn ouders. Zij mochten niets weten van de zaken waarmee hij bezig was. Ze zouden zich ongerust maken en ze zouden proberen hem te stoppen. Nol hield terdege rekening met hun gevoelens. Want is het te begrijpen dat je zoon zich zo’n dertig keer per avond met een autospaak laat doorsteken..? Thuisgekomen vertelde hij zijn ouders dat hij tot zeer laat had gewerkt, maar hij zei er niet bij welke job hij had. Zijn ouders waren blij te horen dat hij nu ‘leuk werk’ had. Hij zag er bovendien zeer goed uit vonden ze. Zonder tegensputteren van hun kant vertrok hij die avond.
Roestvrij..
De volgende dag trad hij weer op. Hij vertelde het publiek, dat de autospaak door het vele steken roestvrij geworden was. Ik zal niet al te veel bijzonderheden naar voren brengen, maar de aanslag op de geestelijke veerkracht van mijn vriend Nol was groot. Hij leerde een bepaalde klasse van de bevolking kennen. Tussen de demonstraties door maakte hij verschillende analyses van de geestelijke ontwikkeling van de mensen om hem heen. Nol wilde nu graag gaan optreden voor artsen en andere autoriteiten om op die manier naamsbekendheid te krijgen in deze wereld. Bovendien was het van het grootste belang hun vertrouwen te krijgen om zo zijn boodschap te kunnen brengen.
Het gevoel van onrust tijdens zijn optredens verdween bij hem. Voor Nol bestond er maar één wet: hij moest de Goddelijk opdracht zo snel mogelijk uitvoeren. Zijn eigen persoonlijkheid cijferde hij daarvoor weg. Hij dacht niet aan de problemen die door beïnvloeding van buitenaf konden ontstaan. Hij moest zijn geestelijk evenwicht behouden, waardoor hij volledig open kon staan voor de Goddelijke inspiraties. Nol maakte plannen om zo snel mogelijk toespraken te houden. Hij moest daarvoor wel bij de juiste instanties terechtkomen. Door de omstandigheden van de laatste dagen was hij zich daarvan heel goed bewust geworden.
Er volgde nog een demonstratie met Steenraad. Het publiek mocht bepalen waar hij gestoken moest worden. Dit gebeurde maar liefst vijftien keer achter elkaar. Het publiek was belust op sensatie en niet vrij van sadistische neigingen. Nol, ‘de wonderman’, zoals Steenraad hem noemde, werd vijfenveertig keer doorstoken. Geestelijk was dit een grote belasting voor hem en hij had een heftige strijd met zijn gevoelens. Nol kwam tot de conclusie dat het zo niet langer kon doorgaan. Met de door God gegeven krachten die tot zijn onkwetsbaarheid leidden, kreeg hij op deze manier geen aanzien bij de mensen.
Een nieuwe stap
Steenraad toonde begrip en beloofde hem in contact te brengen met iemand die zeer goede relaties had. Als we ons in Nol verplaatsen, moeten we ons indenken hoe groot het vertrouwen van hem in God was toen hij zich voor de eerste keer liet doorsteken. Hoe moedig hij was en de wil toonde om door te zetten ondanks de omstandigheden die hem zo tegen de borst stuitten. Dit alles was volkomen in tegenstelling met zijn zachte en lieve karakter. Hij deed dit alles niet om er zelf beter van te worden. Alles wat hij in zeer korte tijd doormaakte, deed hij om God en de mensheid te dienen. Voor honderd procent.
Steenraad maakte Nol duidelijk dat hij toch de werkende klasse moest hebben, wilde hij de massa bereiken. Gedeeltelijk had hij wel gelijk, want in de praktijk was gebleken, dat de massa meer open stond voor de verschijnselen die zich bij Nol openbaarden, waarbij intellectuelen liever niet afstapten van hun theorieën. Deze demonstraties zouden weleens hun verklaringen omver kunnen werpen. Dan is het gemakkelijker om afstand te houden. Dan is er ook geen medewerking te verwachten. Toch voelde Nol intuïtief aan dat het anders moest. Hij zou de mensen gaan toespreken over de Godskracht die dit allemaal mogelijk maakte. In een volgende fase kon hij dan spreken over zijn zending aan de mensheid.
Attie Holzhaus verschijnt op het toneel..
Nol bezocht diverse personen die hem verder zouden kunnen helpen. Ze hadden echter allemaal bezwaren en waren doodsbang. Door de vele demonstraties kreeg Nol behoefte aan een vaste assistent. Hij sprak hier over met Steenraad en via diens familie kwam er een jongeman Attie Holzhaus genaamd. Zijn ouders hoopten dat hij door dit baantje op het rechte spoor zou blijven. Nol vond dat hij de mensen in het goede moest voorgaan en gaf de jongen een kans. Nol probeerde de juiste contacten te leggen om zijn doel te bereiken. Er waren echter maar weinig mensen die hem de gelegenheid gaven zijn onkwetsbaarheid te tonen. Laat staan zijn verhaal te vertellen.
Nol kreeg zo voldoende tijd om over zichzelf na te denken. Hij kwam tot de conclusie dat hij ‘iets’ was tussen het aardse en het niet-aardse. Alle steken waren pijnloos en deze genazen direct zonder enige infectie. Bovendien had hij vanaf het moment van de bewustwording van zijn opdracht geen moment angst gekend en helemaal al niet gevreesd voor zijn leven. Hij vergeleek zichzelf met een klein kind dat volledig is toevertrouwd aan de ouders. Op dezelfde manier had hij zich overgegeven aan God, zonder zich ervan diep bewust te zijn. Maar toch had hij zijn eerste bewustwording door God gekregen.
De rust in de gedachten.
Het was die keer waarop Hannie zo’n belangrijke plaats in zijn leven had gekregen. Soms twijfelde hij of het werkelijk door God kwam. Verkeerde hij niet in een overspannen toestand? Die gedachten werden direct opzij gezet. Als dát waar was, dan was hij al dood geweest na die vele doorstekingen. Ook vroeg hij zich af waarom hij op de doorstekingen niet had gereageerd met pijn. Waarom waren zijn zenuwen niet beschadigd? Tijdens de demonstraties kon hij lopen en praten. Dat bewijst dat hij niet in een trance toestand verkeerde. Het moest dus voor honderd procent de Goddelijke kracht zijn. Alleen daardoor kon hij zijn onkwetsbaarheid demonstreren. Hij realiseerde zich dat het een wisselwerking moest zijn, omdat hij het ene moment met zijn geest aards reageerde en het volgende moment op het Goddelijke gebied verkeerde. Deze wisselwerking moest zo snel zijn, dat buitenstaanders het niet merkten.
Hij voelde wel dat deze verklaring echter aan alle kanten mank ging. Maar het gaf het eerste punt van houvast. Begrijpelijk, want wanneer hij dit beginpunt los zou laten, werd het probleem alleen maar groter. Een mens heeft soms dergelijke verklaringen nodig om zich aan vast te houden, ook al berusten die op een verkeerd uitgangspunt. Zeker wanneer er in de geest zulke ingrijpende veranderingen plaatsvinden, die door de persoon in kwestie nog niet volledig te verwerken zijn. Nol ging die avond met gemengde gevoelens naar bed. Hij had een verklaring gevonden. Maar intuïtief voelde hij dat deze redenering niet klopte. Maar waar de fout dan zat, wist hij niet.
Door alle emoties van de laatste dagen was hij vermoeid. Na een goede nachtrust ging hij de volgende dag op advies naar een theatereigenaar. Vermoedelijk zou hem dat enige goede contacten kunnen opleveren. Hij hoopte daar zijn onkwetsbaarheid te kunnen tonen. Bij het theater werd hem gevraagd wat hij kwam doen en waarover hij met de directeur wilde spreken. Toen hij uitlegde wat hij wilde, ontstond er grote hilariteit onder de aanwezigen. Men maakte Nol uit voor een fantast. Uiteindelijk drong Nol door tot de directeur, maar deze bleek geen interesse te hebben. Nol kreeg wel het adres van een manager. Nol voelde dat zijn prestaties werden onderschat; men geloofde niet in zijn krachten, maar hij wist dat het binnenkort wel anders ging worden.
Hij besloot door te zetten.
De volgende dag wilde hij naar deze manager gaan, maar eerst sprak hij met Attie Holzhaus. Deze zei dat hij Nol de volgende dag wel eens zou laten zien wat hij wel allemaal kon; hij ging hem wel eens eventjes doorsteken. Nol gaf hem te kennen dat hij dan eerst eens rustig zou moeten worden en zijn houding moest veranderen. Dit wekte irritatie op bij Attie Holzhaus. Dat gezedepreek had hij thuis al genoeg moeten aanhoren, van vader en moeder. Hij wilde en zou het toneel op en als hij niet als assistent mocht functioneren, ging hij wel wat anders doen. De handel in, maar dan wel de zwarte handel. Nol wilde Attie graag uit dit circuit halen. Hij wist dat Attie schulden had gemaakt, die afgelost moesten worden.
Nol, niet bepaald zakelijk en de goedheid zelve, besloot de schulden van Attie voor hem te gaan afbetalen. Hij wilde de mensheid helpen en nu kreeg hij de gelegenheid de allereerste mens te helpen die dreigde ten onder te gaan. Nol ging naar de manager, die niet op zijn kantoor aanwezig was. Nol wachtte en zag dat het bureau vol lag met foto’s van allerlei artiesten, zoals musici, acrobaten, danseressen, enz. Aan de wand hingen diverse reclameplaten die zijn aandacht trokken. Niet zo zeer om wat ze voorstelden, alswel door de uitvoering ervan. Was hij zelf toch reclametekenaar geweest voordat hij zich bewust werd van zijn speciale opdracht..?
Man in bonus..
Na enige tijd kwam de manager op zijn kantoor terug en vroeg naar de reden van Nol’s bezoek. Nol vertelde hem dat hij onkwetsbaar was. De manager vertelde daarop met een smalend lachje dat hij ooit eens een telefoontje van iemand had gehad die vertelde over de trucs die Nol uithaalde. Maar van die trucs hoefde het publiek natuurlijk niets te weten. Maar hij moest hiervan wel op de hoogte zijn als organisator van het programma. Nol zei lachend dat het hier helemaal niet om trucs ging, want alles gebeurde echt. In dat geval, zo was de reactie van de manager, zou hij ‘een echte man in bonus’ worden, dankzij deze onkwetsbaarheid..
Nol moest zijn wapens tonen. Die had hij niet bij zich, maar hij kon wel snel aan de autospaak komen. En dat was het ‘wapen’ waarmee hij werkte. De man schoot in de lach en vroeg of hij iemand had die hem hielp bij zijn demonstraties. Nol dacht er even aan de naam van Attie Holzhaus te noeme, maar zei dat hij eigenlijk nog niemand had gevonden. De man mocht het zelf wel doen, zei Nol, maar deze brak in schaterlachen uit. Hij vroeg hoe vaak Nol eigenlijk al was doorstoken, waarop vertelde dat hij inmiddels al wel tweehonderd keer was doorstoken. Het eerlijke antwoord, maar weer werd hij uitgelachen. Maar omdat de man hem een kans wilde geven, mocht Nol die vrijdag auditie doen in Carré. De man behoorde zelf tot de jury en hij verwachtte een grote opkomst aangezien er in alle dagbladen was geadverteerd en er een grote werkloosheid was onder de artiesten. Nol werd om kwart over tien verwacht.
Carré, het optreden..
Nol hield er rekening mee dat hij belachelijk gemaakt zou worden, omdat men zijn achtergrond niet kende, maar hij besloot toch door te zetten. Die vrijdag arriveerde hij heel vroeg in Amsterdam. Hij ging naar het café waar hij zijn eerste demonstratie had gegeven met de ijzeren spaak. Daar lagen nu zes spaken, die allemaal nog wat roestig waren. Maar het bleek dat met benzine het meeste roest kon worden verwijderd. Om kwart over tien was hij bij Carré, waar de portier hem de weg wees.
Na bijna twee uur wachten mochten de artiesten naar de grote zaal, en eerst moest iedereen een vragenlijst invullen. Nol was nog lang niet aan de beurt en hij benutte die tijd om op zoek te gaan naar een assistent. Hij vond iemand die bereid was hem te helpen. Nol vertelde hem dat alle verantwoordelijkheid voor Nol zelf was. Ondertussen waren diverse artiesten opgetreden; er was regelmatig geapplaudisseerd.
Nol was aan de beurt. Hij en zijn tijdelijke helper Tom, een cascadeur, hadden zich verkleed. Maar toen Nol het teken gaf dat hij doorstoken kon worden, bleek de helper zo nerveus te zijn, dat de spaak al direct aan de voorzijde tevoorschijn kwam. En met een ruk trok hij de spaak eruit, waarna er een daverend applaus losbrak. Eén van de juryleden was bevangen door emoties en hevig zwetend verzocht hij Nol direct te stoppen. Nol verkleedde zich snel maar verscheen direct weer op het podium, omdat de aanwezigen luidkeels ‘hoera’ en ‘bravo’ riepen.
Hij liep naar de tafel waarachter de jury zat. De juryleden complimenteerden hem allereerst met dit wel zeer buitengewone optreden. Daarna vroeg men Nol naar de voorwaarden die hij stelde voor een optreden. Nol antwoordde dat zijn demonstraties hem waren opgedragen door God, maar dat hij ook moest denken aan de financiële zijde van de zaak. Hij en zijn assistent moesten bovendien goed gekleed zijn. Er moest voor hen beiden een salaris komen, waarbij Nol een bedrag van drie- à vierhonderd gulden per optreden voorstelde. In deze tijd waarin iedereen zo materieel was ingesteld, vond hij dit een redelijk bedrag.
Maar men lachte hem uit en bood hem zeventig gulden per avond, omdat hij nog maar een beginneling was, zo zeiden ze. Nol voelde zich klein en werd verlegen en het liefst was hij direct vertrokken. Deze manier van zaken doen stond hem helemaal niet aan en voor zijn gevoel was de auditie zelfs op niets uitgelopen. Men stelde Nol nu voor ’s middags nog eens langs te komen. De secretaris zou dan een verklaring over zijn optreden opstellen. Daarmee kon hij naar Frans Mikkenie gaan die hem misschien verder kon helpen. Dat gaf Nol een goed gevoel. Bij het verlaten van de zaal voelde hij hoe hij werd nagekeken, en hij probeerde zich een zelfverzekerde houding aan te meten.
“Mokkummerweeruittrekku?”
De portier, nieuwsgierig door zijn optreden, wilde weten hoe Nol te werk ging. Hij legde het vergeefs uit aan de man. Even later, nodigde Attie Nol uit mee te gaan naar zijn kamer en hij vroeg of hij Nol eens mocht doorsteken. Nol stemde hierin toe en met goed gevolg doorboorde hij zijn maag. In het smeuïg Mokums zei hij: “Mokkummerweeruittrekku?” Nadat dit was gebeurd stopte Nol omdat het voor hem duidelijk niet om een spelletje ging. Nol ging vervolgens naar het kantoor van Frans Mikkenie, waar een getypt briefje voor hem klaar lag, ondertekend door de secretaris. Nol was blij en bedankte de man Mikkenie, waarbij hij zich bij zijn vertrek nog de artiestennaam ‘Fakir’ liet aanleunen.
Weer in Amsterdam gekomen ging Nol naar een zeker hotel. Hij werd doorgestuurd naar de keuken met de mededeling dat daar iemand op hem zat te wachten. Het bleek een reus van een neger te zijn met zwaar behaarde handen en een prachtig wit gebit. Zijn naam was Max en ze gaven elkaar een hand. De handdruk was erg stevig en Max vertelde dat hij was gekomen om Nol te helpen, want het was hem duidelijk aan te zien, “dat hij niet veel gewend was, gezien zijn groene gelaatskleur”. Max was stoker en hij was gestopt met de wilde vaart, om in een jazzband te gaan spelen in ‘Cecil’ op de Nieuwendijk. Max vertelde er wel bij, dat hij zijn plan zou wijzigen, wanneer hij een betere baan kon krijgen.
Max en Nol
Max had van Willem Steenraad gehoord dat Nol enige tijd ervoor ‘Cecil’ volledig op zijn kop had gezet en dat stond hem wel aan. Bovendien vond hij dat knaapje waar Nol mee samenwerkte maar niks. Met een grote sterke kerel als hij was Nol toch beter af; hij moest Max nu maar eens gaan inwijden in de geheimen van het vak. Dan zou Nol alles van hem gedaan kunnen krijgen. Toen Nol antwoordde dat het hier niet om een vak ging maar om een demonstratie van zijn onkwetsbaarheid, hield de neger zijn mond en staarde voor zich uit. Even later legde hij zijn grote hand op die van Nol.
Hij zei dat zijn geklets hem niets uitmaakte. Nol stond hem wel aan. Dit antwoord had Nol niet verwacht, maar hij probeerde zo snel mogelijk van Max af te komen. Tevergeefs. Max had zich al bij zijn eigen vrienden aangekondigd als de assistent van de ‘Fakir’. Ook Willem Steenraad vond de combinatie van een mooie zwarte glimmende neger met de spierwitte Nol perfect, ook zakelijk gezien. Die avond waren er een aantal mensen uitgenodigd. Nol moest het met Max proberen. Geld verdienen was van belang. Er werd afgesproken dat ze dus samen zouden optreden.
‘s Avond leek het café van Willem Steenraad wel meer op een negersociëteit dan een stamcafé voor zeevarenden. Max had al zijn vrienden uitgenodigd en liep rond in een perfect passend spierwit pak. Nol gaf hem nog even de nodige instructies. Daarna ging hij voor het publiek staan. Kort daarna hoorde hij gemompel achter zich. “Hoe kan ik nou steken met zulke kromme dingen?”, ving hij op. Max begon met het steken. Maar hij kon niet door het lichaam heen komen. Nol vroeg of hij al begonnen was. Max zei dat het wapen steeds krom boog tussen zijn vingers.
Hierop zei Nol dat hij het wapen er maar uit moest trekken. Maar Max, die erg angstig was, kreeg dit niet voor elkaar. Hij vroeg of hij dan heel hard mocht trekken. Nol gaf toestemming. Met een ruk trok Max het kromgebogen wapen uit het lichaam van Nol. Triomfantelijk hield hij het in de hoogte. Toch mopperde hij dat het maar rot spul was. Hij vroeg of alle wapens zo rot waren. Nol antwoordde bevestigend.
Er moest nu een goede demonstratie gegeven worden. De autospaak met scherpe punt werd rechtgebogen en mocht aan de voorkant worden ingestoken. Max deed dit gewillig, maar het was net alsof er een tegenwerkende kracht bezig was. In plaats van recht naar achteren te gaan, boog het wapen zich en was de punt aan de zijkant onder de huid zichtbaar. De ogen van Max puilden uit en met al zijn kracht drukte hij door en terwijl hij Nol steunde met één hand kwam de punt centimeter voor centimeter te voorschijn. Dat de punt zich hier vertoonde was geen bezwaar, maar de spaak moest natuurlijk ook weer úit het lichaam. Het leek nu wel of deze was vastgegroeid.
Max kreeg het benauwd maar bleef trekken. Hij stelde voor er een dokter bij te halen. Ondertussen was er iemand binnengekomen die zei dat hij het beter wist. Met boze stem riep hij: “Kaffer, waarom laat je je ook door hém steken? Ik weet wel raad.” Het bleek Attie te zijn. Uit alle macht gaf hij een ruk. Met wapen en al viel hij op de grond. De spaak leek wel op een kurkentrekker Dit was wel de meest emotionele demonstratie tot dan toe. Maar weer vloeide er geen bloed, onvoorstelbaar na al dit geweld. Er waren slechts een paar druppels lichaamsvocht zichtbaar bij de wond. Omdat er geen watten waren, werd de huid met een zakdoek afgeveegd. Het publiek was doodstil. Niemand sprak een woord toen Nol naar de keuken ging.
Even later zei hij dat Attie eigenlijk te sterk was om als assistent te functioneren, dat had deze demonstratie wel bewezen. Ondertussen was Attie zijn rechterarm, die wat geschaafd was, onder de kraan af te spoelen. Hij zei dat dit was gekomen door de nogal ruwe val die hij had gemaakt. Nol zag zijn twee assistenten écht niet meer zitten en nam het besluit uit te zien naar een meer geschikte assistent. Hij keerde terug naar Zaandam en hij wilde mediteren om zodoende geestelijk sterker te worden. De gebeurtenissen van de afgelopen dagen hadden hem stevig aangegrepen. Het werd hem duidelijk hoe groot zijn bescherming was, want ieder gewoon mens zou de gehouden heftige demonstraties niet hebben overleefd.
Terug naar de basis..
De opdracht die hij van God had ontvangen, moest stipt uitgevoerd worden. Dat stond voor hem vast. Dat vereiste de juiste geestesgesteldheid. Die was nog niet aanwezig omdat hij te veel door zijn menselijke gedachten heen en weer geslingerd werd. Het juiste kosmische inzicht was op dit moment nog niet mogelijk. Vandaar dat een gewoon mens na zulke doorstekingen gaten in zijn longen zou hebben, zo redeneerde hij. Ook zou hij de verwondingen moeten voelen. Ter controle haalde hij diep adem. Alles bleek volkomen gaaf te zijn. De negerassistent had hem ondanks diens brute kracht en het kromdrukken van het wapen niet beschadigd. Met zijn menselijke verstand kon hij dit echter allemaal nog niet verwerken.
Hij kwam tot de conclusie dat hij de afgelopen week in een toch wel totaal andere sfeer geleefd had. Hij was geen held en ook geen lafaard. Een week lang was hij iedere avond ongeveer dertig keer doorstoken en dan nog wel in zo’n rauwe omgeving. Hij zag zich weer als jongen op school en later op de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Daar viel hij op door zijn zachte karakter en fijngevoeligheid. In die tijd zou hij misschien wel hard weggelopen zijn. Het was wonderlijk allemaal. Even werd hij bang voor zichzelf. Menselijk gesproken had hij al vele malen dood moeten zijn. Hij vroeg zich af waar zijn verstand eigenlijk was geweest toen hij in de afgelopen week alles met zich liet doen. Eigenlijk had hij met vuur gespeeld. De meest vreemde voorwerpen had hij gegeten, zoals scheermesjes, glas en zelfs steentjes. Was dit alles gedaan onder een bepaalde geestelijke beïnvloeding? Anderen die eraan hadden meegedaan, waren toch volkomen bij kennis geweest?
Het geïnspireerd zijn van mensen, zonder dat zij zich hiervan bewust zijn, was hem toen nog totaal onbekend. Hij moest weer denken aan de tekeningen die ’s nachts van Hannie gemaakt waren en aan de gedachten die tot het onomstotelijke bewijs van zijn onkwetsbaarheid hadden geleid. Terugkijkend op de afgelopen week was dit bewijs wel geleverd. Toch vond hij het vreemd dat al deze gedachten pas naderhand kwamen. Tijdens het demonstreren had hij geen angst had gehad voor het verliezen van zijn leven. Dit was toch wel het bewijs dat hier de Goddelijke doorstraling al sterk aanwezig was. Aan de opdrachten die in de Geest tot hem kwamen werd gehoorzaamd.
Het grote doel van alles werd door hem onbewust aangevoeld. Hij voelde een innerlijke drang om te streven naar bekendheid. Hij was bereid om de hem opgelegde taak te vervullen. Die gedachte moest alles mogelijk gemaakt hebben. In de afgelopen dagen was er al een groot wonder geschied. Steken met een roestig, niet steriel wapen, zonder inwendige verwondingen te veroorzaken, was menselijk beredeneerd niet mogelijk. De plekken op zijn lichaam waar gestoken was, werden afgeveegd met een vuil lapje. Dit zou normaal gesproken tot infecties leiden. Nol vroeg zich ook af wat de mensen in Carré wel gedacht moesten hebben.
Zouden ze hem zien als een dolzinnige gek, een fakir of als een wondermens? Een variétévoorstelling waarbij iemand wordt doodgestoken. Eigenlijk was hij de grootse gek. Ze moesten maar aannemen dat alles ’toevallig’ goed was gegaan. Maar dat kon dus eigenlijk niet. Nol wist heel goed, dat toevalligheden niet bestaan. Dat alles voorbestemd is en geleid wordt. De Goddelijke kracht was absoluut zeker. Hij vond zichzelf een idioot om te gaan beredeneren waar God beveelt. Hij had immers besloten te volharden ondanks alles wat nog doorgemaakt moest worden.
Hij wist ook niet dat hij nog vele malen zulke denkfouten zou maken, zolang hij op menselijke wijze zou blijven redeneren. Hij was het werktuig in Gods handen. Daardoor werd alles mogelijk gemaakt. Zelfs het optreden in cafés was nodig om de diepgang door te maken, die velen dagelijks beleven. De diepgang, die de mogelijkheid biedt tot een verdere ontwikkeling naar een hoger geestelijk leven. Er was onbewust van zijn kant overgave geweest. Hij kwam tot het besef, dat hij zich nog beter moest instellen, zodat de overgave intenser werd en de Goddelijke doorstraling ook beter mogelijk zou zijn.
Op weg naar huis ontmoette hij opnieuw Chevy Stam, de zaagartiest. Die informeerde direct of Nol al succes had geboekt, en Nol vertelde over de auditie. Chevy vertelde dat er aanstaande maandag een artiestenbeurs was en Nol zou volgens hem, een redelijke kans maken. Nol antwoordde dat hij er naar toe zou gaan. Thuis gekomen ontmoette hij een tante die zei dat Nol er prima uitzag. Het hebben van een vaste baan gaf hem vast veel zekerheid en hij mocht zich dan ook gelukkig prijzen met zo’n positie als reclameontwerper. Aldus tante.
Opnieuw kwamen de tekeningen ter sprake die hij ‘s nachts maakte. De hele familie bewonderde de vaardigheid waarmee hij de portretten maakte. Nol antwoordde dat hij er nog niet zo van overtuigd was dat de tekeningen door hem zelf waren gemaakt. Maar omdat zijn handen vuil waren en de lakens van zijn bed met pastel besmeurd, moest hij het gedaan hebben. Volgens hem werd hij geïnspireerd en beïnvloed door hogere machten. Hij was een werktuig van Gods. Over zijn mysterieuze ervaringen en de demonstraties van de afgelopen week sprak hij niet. Hij vond dat de tijd daarvoor nog steeds niet rijp was.
Tante Mien in Zuid Afrika..
Nol kreeg nu te horen dat een tante van hem, tante Mien, aan een beroerte was overleden. Ze woonde in Zuid-Afrika. Nol kende haar alleen van foto’s omdat ze naar Zuid-Afrika vertrok toen Nol acht maanden oud was. Verder kende hij de verhalen over haar en haar familie. Eén van de aanwezige familieleden stelde voor, dat het wel fijn zou zijn als Nol van deze overleden tante Mien een portret zou maken in dezelfde stijl als die van Hannie Schaft. Nol antwoordde hierop dat hij het wel zou proberen. Maar eigenlijk was het een absurd idee. Hij had immers geen recente foto van haar. Zijn familie dacht dat de portrettekening net zo gemaakt kon worden als die van Hannie, in dezelfde natuurlijke kleuren.
Dat Hannie zich aan hem geopenbaard had, kon Nol zich wel voorstellen. Ze hadden allebei dezelfde geestelijke ontwikkeling. Daardoor voelden ze zich nauw met elkaar verbonden. Hoe dat nu moest gebeuren met een overleden tante was hem een groot raadsel. Maar deze nieuwe opdracht hield hem wel sterk bezig. Alles wat er de afgelopen week gebeurd was, raakte op de achtergrond. Door deze instelling verscheen tante Mien op een nacht aan hem en de volgende ochtend lag er een in kleuren getekend portret op zijn tekentafel.
Enige tijd later ontving de familie een pakketje met een paar jurken van de tante uit Zuid-Afrika. Hierin zat ook een jurk met een motief. Het was dezelfde jurk als op de tekening. Het was het bewijs dat de tekening op occulte wijze was ontstaan, maar de familie zag hier niets bijzonders in. Er werd gewoon ook niet over nagedacht hoe dit nu kon. Nol had immers als kind al van die aparte dingen gedaan en gezegd. Waarom zou dit nu zoiets bijzonders zijn?
Na het weekend ging Nol naar Amsterdam, naar de artiestenbeurs en hij probeerde contacten te leggen. Echter tevergeefs. Hij verdiende in deze periode geen geld. Overdag verbleef hij veel in de leeszaal, waar hij probeerde een keer het boek ‘Kosmisch Bewustzijn’ probeerde te lezen; door vermoeidheid viel hij echter in slaap. Na sluitingstijd wandelde hij buiten tot half vier in de ochtend om maar warm te blijven.
Hier een stukje uit een Duitse documentaire over Mirin Dajo met Duits commentaar. Duidelijk is waar te nemen hoe zeer men deze man heeft onderzocht en tot op de dag van vandaag niet kan verklaren, wat hier nou daadwerkelijk aan de hand is. Het begrip ‘geest’ is niet opgenomen in de wetenschap, anders dan zijdelings. Wellicht -zo sprak ook Mirin Dajo- zou een centralere of zelfs centrale rol in de wetenschap dit ‘raadsel’, vanuit een volledig ander perspectief, simpelweg een plek kunnen geven in diezelfde ‘wetenschap’..
De enige verklaring die de wetenschap over dit ‘geval’ kan aanreiken, is de wijze waarop deze Arnold Henskes met zijn pijn omgegaan zou zijn gegaan… Maar had ie überhaupt pijn..? Oordeel zelf.. Zie je iets in zijn gezicht en/of houding, dat een heftige pijn verraadt..? Heftig zweten..?
x
Nol de zwerver..
De wachtkamer op het Centraal Station in Amsterdam bracht soms ook uitkomst. Vaak sliep hij onder de blote hemel. In deze omstandigheden dacht Nol er aan om naar zijn ouders te gaan. Hij was zijn baan echter kwijt. Ze zouden zijn huidige bestaan niet begrijpen. Ook was het moeilijk om naar zijn kosthuis te gaan omdat hij de huur nog niet had betaald. Naar familie in Amsterdam gaan was ook geen optie want zij zouden direct hem zijn geheim ontfutselen en verklappen, al was het maar uit sensatie.
Nol besloot toch maar in Amsterdam te blijven. Hij ging naar het Rembrandtplein om daar zijn geluk te beproeven, hoewel hij daar niemand kende. Hij stapte bij ‘Grand Gala’ naar binnen. Er waren gelukkig veel mensen en Nol wilde wel een demonstratie geven. Maar de eigenaar van het cabaret maakte er bezwaar tegen. Een paar van zijn vaste klanten zouden een dergelijk duivels optreden niet accepteren, zo dacht hij. Een aantal bezoekers probeerden de eigenaar no op andere gedachten te brengen, maar die bleef weigeren.
Drie mensen troonden Nol vervolgens mee naar het Thorbeckeplein. In één van de zijstraatjes gingen ze een café binnen en het bleek dat de café-eigenaar Nol al kende. Voor Nol was de man vreemd en hij kon zich niet herinneren dat hij in deze zaak al een keer had opgetreden. Daarmee is duidelijk dat Nol in het begin van de bewustwording van zijn opdracht totaal niet op de omgeving lette. Nol mocht hier een demonstratie geven, maar aanvankelijk durfde niemand te steken. Uiteindelijk gaf een jongeman, aangemoedigd door zijn vrienden, Nol een prik. Het ging goed.
Toch stond Nol op zijn benen te trillen. Het zweet gutste van zijn voorhoofd. Ze boden hem een biertje aan, wat hij uit beleefdheid niet durfde weigeren. Na de demonstratie kreeg Nol vijf gulden in zijn handen geduwd en vertrok hij. Eindelijk kon hij eten kopen, maar dan niet meer dan voor een gulden; met de rest moest hij echt zuinig aan doen voor de volgende dagen. Die nacht sliep Nol wéér in het Centraal Station.
De artiestenmanager
De volgende ochtend ging hij in het telefoonboek op zoek naar een artiestenmanager. Hij vond zo het adres van de heer Hase. Nol ging naar hem toe, maar meneer Hase was nog niet thuis. Nol raakte nu in gesprek met diens vrouw en dochter en hij vertelde hen dat hij over een bijzondere eigenschap beschikte. Hij vertelde voorzichtig over zijn onkwetsbaarheid en dat hij in verband daarmee demonstraties gaf. Het kwam erop neer dat ze hem maar als een wondermens of desnoods als fakir moesten zien. Toen Hase thuis kwam, voelde Nol zich min of meer een vertegenwoordiger die zijn spullen moest zien te verkopen. Maar hij hoefde weinig meer te vertellen; dát hadden zijn vrouw en dochters al gedaan. Die vonden het maar wat interessant zo’n ‘griezelige mijnheer’ in huis te hebben.
Nol werd uitgenodigd voor het eten. Hase vertelde dat hij zich met radioprogramma’s bezighield en dat hij manager was van verschillende artiesten en orkesten. Na het eten vroeg hij of de demonstraties van Nol niet gevaarlijk waren. Ook wilde hij weten op welk tijdstip van de dag hij zich hiertoe het beste in staat voelde. En hoeveel demonstraties er per week gegeven konden worden. En er was een vergunning nodig, want zonder deze vergunning kon geen van zijn artiesten optreden. In Nol’s geval was dit extra moeilijk in verband met eventuele fouten. Het zou de naam van Hase en de artiest schaden, als deze fouten zouden optreden.
Hase beloofde actie te ondernemen voor een optreden. De gage zou behoorlijk zijn, maar zou pas hoog worden na verkregen bekendheid, zo meldde Hase. Voor het opmaken van een contract was er niet alléén een vergunning nodig. Er moest ook overleg gevoerd worden met de heren doktoren. Beter leek het hem eerst voor deze groep artsen te demonstreren en met hun verklaringen contact op te nemen met Dr. Tenhaeff in Utrecht. Als de vergunning er was, zou pas de pers en Radio Noord-Holland worden ingeschakeld. De belangstelling zou daardoor gewekt worden bij het publiek. Er werd afgesproken dat ze elkaar de volgende ochtend in het ‘Persil-huis’ weer zouden zien.
De eerste medische test
Nol realiseerde zich dat hij een probleem had. Hij moest een goede assistent hebben en niet meer zo’n jochie zoals Attie. Hij kwam op de naam Frans Vrolijk, die hij op de artiestenbeurs had ontmoet. Deze woonde in Rotterdam en Nol stuurde hem een spoedtelegram. Frans had echter nog nooit gestoken en er ook nog nooit een demonstratie van gezien. Gelukkig arriveerde Frans de volgende ochtend nog net op tijd op het kantoor van Hase. Er was voor die middag een afspraak gemaakt om drie uur in de Onderafdeling van de Universiteit van Leiden bij de Psychiatrische Afdeling Rijngeest te Oegstgeest. Professor Carp, dr. Bertholt en dr. Stokvis zouden bij een demonstratie aanwezig zijn. Hase nodigde Nol en Frans uit voor een etentje bij ‘Het Spinnewiel’.
Daar kwam Nol echter toevallig ineens Attie tegen. Die zag er keurig uit in zijn pak. Nol nodigde uiteindelijk Attie in plaats van Frans uit om met hem mee te gaan naar Leiden, omdat Frans immers nog helemaal geen ervaring had en Attie wel. Attie reageerde blij en terwijl hij Nol een schouderklop gaf, zei hij dat hij eens zou laten zien hoe goed hij in het steken was.. Na het etentje in ‘Het Spinnewiel’ gingen ze met de trein richting Leiden, waar ze om drie uur de tuin van Rijngeest binnen stapten; het was een somber, oud gebouw.
De binnenkant van het gebouw leek meer op een schoolgebouw dan op een ziekenhuis. Ze werden naar de eerste etage gebracht, naar een zaal met glazen vitrines waarin instrumenten lagen. Aan de wanden hingen platen met afbeeldingen van het menselijk lichaam. Vooral de organen waren duidelijk afgebeeld. Er hing een doordringende etherlucht en even later verschenen de doktoren in lange witte jassen. Nol werd aan hen voorgesteld, maar hij vergat direct weer hun namen. Hase was druk in de weer met de doktoren en hij legde hen het hele verhaal uit.
Professor Stokvis
De doktoren liepen nu om Nol heen maar stelden hem geen vragen. Nol werd er wat nerveus van; hij had liever met ze over zijn onkwetsbaarheid gesproken. Daarvoor was hij immers gekomen. Frans bemerkte de spanning bij Nol en ging bij hem staan. Iedereen zweeg toen er nóg een arts binnen kwam, die direct de leiding nam. Het bleek professor Stokvis te zijn. Hij wenkte de anderen de zaal te verlaten. Dr. Stokvis bleef op twee meter afstand van Nol staan en keek hem strak aan. Hij fixeerde hem als het ware. Hij stelde vragen op gedempte bedachtzame toon, waarbij zijn stem af en toe een beetje zangerig was.
De vragen die hij stelde deden Nol blozen van schaamte. Ze hadden niets te maken met zijn onkwetsbaarheid, maar gingen over zijn seksuele leven. Het leek wel of er een waanzinnige voor hem zat. Er werd hem verder gevraagd hoe de gedachte van zijn onkwetsbaarheid was ontstaan. Nol deed een duidelijk verslag van de ‘Bewustwording’ en de ‘Inspiratief aangevoelde boodschap’ die daarmee in verband stonden. De arts probeerde hem nu klem te zetten met zijn eigen beweringen. Dit lukte niet. Aan Hase werd gevraagd of hij nog meer wist en deze moest ontkennend antwoorden aangezien hij nog geen enkele demonstratie had meegemaakt.
Nol vroeg of hij nu eindelijk eens mocht demonstreren. Dr. Stokvis adviseerde het niet te doen en waarschuwde hem voor de gevaren, maar als hij zich dan toch door zijn rechter long wilde laten doorsteken, dat zijn eigen verantwoordelijkheid zou zijn. Mochten er min of meer ernstige verwondingen ontstaan, dan waren er voldoende artsen aanwezig die hem direct konden helpen… De kliniek waarin hij dan moest worden opgenomen was dichtbij. Professor Stokvis zei ook nog dat hij nergens op aandrong. Nol moest nog maar eens goed nadenken of hij tot demonstreren overging.
Nol werd duidelijk niet geloofd en besloot tot actie over te gaan. Hij deed zijn stropdas af en werd hierop naar een kamer ernaast gebracht. Verschillende artsen, die absoluut niet in hem geloofden, gingen op een afstand om hem heen staan. Zijn jasje en overhemd werden uitgetrokken. Niemand sprak een woord. Attie stond onrustig van het ene been op het andere te wiebelen met de spaak in zijn hand.
Voor de zekerheid controleerde hij de scherpte van de spaak door op zijn eigen hand te prikken. De artsen pakten direct bloedstelpende watten en snelverband. Ze gingen er al vanuit dat het allemaal verkeerd zou gaan! Zonder iets te zeggen stak Attie de spaak met een wild gebaar in de borstkas van Nol. De naald was hierdoor kromgebogen en de hand van Attie zat vol bloed. Het wapen liet hij zitten. Hij maakte een triomfantelijk gebaar en zei: “Kijk nou es!”
Een arts stapte naar voren om de steek te bekijken. Hierop volgden de andere doktoren. Nol stond te zuchten en te hijgen. Het leek wel of zijn ribben door de kromme spaak vastgenageld zaten waardoor het ademhalen bemoeilijkt werd. Hij hield zijn adem in om het te verbergen. Maar dit maakte alles nog erger. Het raakte de artsen totaal niet. Dr. Stokvis telde de ribben en controleerde het lichaam. Toen hij de rug van Nol inspecteerde merkte hij op dat er wel heel veel keren gestoken moest zijn. Dat had hij niet verwacht. Met een stethoscoop werd er naar de ademhaling geluisterd. Die bleek normaal te zijn.
Dr. Stokvis vroeg of de andere artsen de verbanden en desinfecteermiddelen bij de hand hadden. De spaak mocht er nu via de rug door Attie uitgetrokken worden. Toen Attie dit deed, zagen de artsen dat er geen wond aan de voorkant was. Alleen een klein bruin vlekje bleef zichtbaar. Aan de rugzijde liep een beetje wondvocht uit de plek waar de naald er uit was getrokken. Attie veegde dit weg met een zakdoek en terwijl hij dit deed zei hij: “O dit is niks.” Hierop kreeg hij een uitbrander van de artsen, want volgens hen zou er nu een infectie in de longen ontstaan.
Attie reageerde hierop brutaal. De artsen hadden dan zelf de spaak van tevoren voor Nol moeten ontsmetten, want hij was helemaal roestig. Hij zei verder: “Ken ik het helpu, mijn baas hep mij dat ding so gegevu.” De arts besloot de wondjes toch maar even te ontsmetten. Hij raadde Nol aan direct naar een arts te gaan als hij last kreeg. Hij voegde er aan toe dat fakir spelen toch wel een gevaarlijk spelletje is. Nol antwoordde dat hij onkwetsbaar was en bepaald niet de fakir uithing.
Nog een steek in het lichaam
Attie stak nog een keer, maar nu meer in de miltstreek. Dr. Stokvis bekeek dit vergenoegd en vroeg aan Nol of hij eigenlijk wel gevoel had. Nol antwoordde hierop bevestigend. Maar hij zei er wel direct bij dat hij deze steken niet voelde. De arts haalde zijn schouders op. Blijkbaar verklaarde hij Nol voor gek. Attie drukte de spaak verder. Deze kwam er via de nier weer uit. Direct werd de plaats door een arts ontsmet. Attie gilde: “Jullie kunnen heus niet door zijn lichaam heen kijken, hoor!”
Terwijl de artsen bij elkaar gingen staan om een en ander door te nemen kleedde Nol zich aan. Hase vroeg de artsen wat ze ervan vonden. Ze konden er nog geen uitspraak over doen. Dr. Stokvis kwam echter met een brede glimlach en vertelde dat dit wel allemaal boven zijn verwachtingen was. Hij zei het interessant te vinden om enkele proeven te nemen met Nol wanneer hij een lezing over psychiatrie hield. Nol was blij dit te horen. Aanvankelijk had hij Dr. Stokvis, die zenuwarts was, niet sympathiek gevonden. Maar nu stelde hij zijn mening bij.
Hase informeerde nu naar de mening van prof. Carp. Die was weggegaan voordat er werd gestoken. Hase kreeg te horen dat professor Carp fel gekant was tegen het occulte. Hier wilde hij beslist niet bij zijn, laat staan eraan meewerken. Het werd tijd om te vertrekken en er werd afscheid genomen. Hase gaf Nol en Attie tien gulden. Het tweetal ging liftend naar Halfweg om eerst de ouders van Attie te bezoeken en later naar een verjaardagsfeest te gaan, waar Nol een zekere oom Bart ontmoette. Deze man was zeer goed onderlegd op het spirituele gebied. Hij had veel kennis opgedaan door middel van het lezen van boeken. Hij kon veel verklaren. Nol kon vrijuit praten over zijn taak als onkwetsbare man. Dit gesprek deed hem meer goed dan die hele middag met Hase. Begrijpelijk, Hase ging alleen van het zakelijke uit.
‘Mirin Dajo’ wordt geboren..
Voor Nol werd het nu ook van belang een naam te vinden die hij moest gebruiken als hij optrad. In het begin kwamen er allerlei klanken in zijn hoofd. Langzamerhand werden de klanken omgezet in woorden en wist Nol dat het de naam ‘Mirin Dajo’ was. Hij wist niet wat het betekende en ook niet welke taal het was. Totdat hij een weekend bij zijn ouders was en het over de naam had. Zijn vader was een uitstekend Esperantist en die zei direct dat het Esperanto was. ‘Mirin Dajo’ betekent in het Esperanto ‘wonderbaar’. Hij vroeg zich af wat Nol als tekenaar met die naam moest. Want wat voor wonderbaarlijks deed hij nou?
Maar als Nol als sneltekenaar de wereld in wilde gaan, dan was de naam Mirin Dajo wel geschikt. Nol hield zijn mond. De tijd was er nog niet rijp voor om te vertellen wat hij werkelijk deed. De drang om te demonstreren werd sterker en was steeds vaker aanwezig. Nol besloot een ziekenhuis op te zoeken om zich daar te laten doorsteken. Er konden dan direct röntgenfoto’s gemaakt worden, zodat hij het bewijs leverde van zijn onkwetsbaarheid. Dit plan voerde hij uit. In het ziekenhuis werden in totaal twaalf röntgenfoto’s gemaakt. Een paar dagen later ging hij terug om te informeren naar de foto’s. Het bleek dat ze allemaal mislukt waren. Nol sloeg stijl achterover van verbazing.
De mislukte röntgenfoto’s.
Hij liet het hier niet bij zitten en wilde direct een afspraak maken voor een volgende serie foto’s. Hij kreeg een vage toezegging dat ze hem wel berichten zouden als daarvoor weer een gelegenheid was. Nol besloot naar de politie te gaan om een vergunning te vragen zodat hij vrij was om te demonstreren. Die vergunning kreeg hij niet zomaar.
Men stelde hem allerlei vragen, omdat men er van overtuigd was, dat het doorsteken van een lichaam levensgevaarlijk was. Nol vroeg of ze het ziekenhuis wilden bellen. Daar konden ze meer vertellen. Hij had er een demonstratie gehouden en daarbij waren röntgenfoto’s gemaakt. Er werd gebeld en tot Nol’s grote verbazing, bleken er twaalf röntgenfoto’s te zijn, die allemaal gelukt waren!
Maar ondanks deze gegevens bleef men hem een vergunning weigeren; men wilde gewoon geen enkel risico nemen. Bovendien waren dit soort demonstraties niet voor iedereen geschikt om naar te kijken. Nol mocht alleen in besloten clubs optreden. En daar hield het mee op. Maar Nol had geld nodig en gaf daarom in clubs diverse demonstraties. Inmiddels had hij zijn baard en snor laten groeien en de eerste foto’s van de ‘Zaanse fakir’ werden gemaakt.
Die foto’s kwamen ook bij zijn ouders terecht en veroorzaakten daar natuurlijk heftige beroering. Voor Nol was het nu zaak om zo snel mogelijk naar zijn familie te gaan om ze gerust te stellen. Er werd veel gepraat. Hij kreeg ze uiteindelijk zover dat ze zouden probeerden zijn opdracht te aanvaarden.
Nol ging nu weer op zoek naar een goede assistent en hij vond die in Frits Rijken, die bekend stond als een eerlijk en sympathiek mens. Hij was in zijn diensttijd een poosje chauffeur geweest bij de vader van Nol, pa Henskes die toen kapitein was. En er werd ook opgetreden met Attie. Zo moest Nol de kost verdienen voor drie personen, hetgeen niet meeviel.
* * *
2003 © Oorspronkelijke uitgave – Jan D. de Groot & Frontier Publishing
2013 © deze publicatie: WantToKnow.nl/.be
Beetje slordig misschien, maar is het Henskens of Henskes !!??
Doorhalen wat niet van toepassing is Ger.. 😉
Dank voor de tip!
http://www.mirin-dajo.com/mirindajo.html
video materiaal van mirin dajo
doet me denken aan hollywoodfilm: http://www.youtube.com/watch?v=R_f1uCWKZQs
http://newswatch.nationalgeographic.com/2013/07/16/decapitated-worms-regrow-heads-keep-old-memories/
http://www.wired.co.uk/news/archive/2013-08/13/worm-brains
http://www.scientificamerican.com/article.cfm?id=flatworms-recall-familiar-environs-even-after-losing-their-heads
en voor de spirituele benadering: http://www.zachtetijd.nl/onsterfelijkheid.html
doet me denken aan de kracht en het geheim van placebo:
http://www.youtube.com/watch?v=QvbQnMvhQFw
zelfde film: http://topdocumentaryfilms.com/placebo-cracking-code/
Interessant artikel, ik ben van ’55, ik heb nooit gehoord van Arnold Henskes, natuurlijk opmerkelijk de waarde die achter die toeren zit, ik vind het erg voor hem dat hij op die manier de aandacht van de mensen zocht om het dieper liggend feit, van de sterke geest in ons lichaam, onder de ogen te brengen, ik wacht deel 2 af, want ik vraag me af of hij toch nog verder gekomen is…
had graag dit boek omtrent “Mirin Dajo” besteld
welk is de prijs ?
dank u / Jo Suys
Dag Jo, ik geef het boek ook al jaren als cadeautje aan vrienden en familie..
We gaan het boek aanbieden bij de volgende plaatsing van hoofdstukken hier op de site! Komt goed.